uitvloeisel van hetzelfde beginsel te verklaren: het kind wordt niet aan eene machtige familie toevertrouwd, maar eigenlijk aan eenen schoolmeester, een zeker niet invloedrijk persoon; bovendien wordt er van dit gevolg heelemaal geen gewag gemaakt; terwijl de stelling, dat dit vroeger het motief konde geweest zijn, doch langzamerhand door een ander verdrongen werd, dat ook het resultaat wijzigde, hierdoor onwaarschijnlijk wordt gemaakt, dat even goed als de bloedsbroederschappen nog actueel waren en dit doel beoogden en bereikten, de fosterage dan, even noodig, ook evengoed nog met dit klaarblijkelijk doel moest zijn ingericht, wat zoo duidelijk niet het geval is.

Een krachtig, mijns inziens voorloopig afdoend argument tegen deze verklaring van het ontstaan der fosterage is wel, dat zij niet duidelijk maakt, waarom deze zede een algemeen gebruik werd, systematisch verplicht zelfs, wat zij toch volgens onze bronnen bij vele volken is. Bovendien is deze hypothese niet geschikt om vele zeer eigenaardige trekken van de fosterage, juist bij eenige der volken waar zij nog het waarschijnlijkste was <bv. Tscherkessen, Noren, Ieren)1), te verklaren; wij schijnen dus voorloopig recht te hebben haar af te wijzen.

Maine verklaart de fosterage maar schijnbaar, eigentlijk niet: hij wijst er op, dat bij de oude Ieren, naast de „Gossipred" of „Spiritual Relationship" ook nog'„the giving and taking of children for nurture" bestond, dat deze zede niet speciaal iersch was, maar in vele arische maatschappijen bestond; van de gronden waarom dit gebruik bij de Ieren zoo zeer veelvuldig was, „(he) can say little more than that they probably belong to the accidents of Irish history and of Irish social life." De engelsche schrijvers over Ierland van de 12e tot de 16e eeuw vonden het afschuwelijk, „that the same mother's milk should produce in Ireland the same close affections as did common paternity in their own country." En dan gaat hij voort met de volgende zeer weinig verklarende opheldering: „The true explanation was 011e which is only now dawning on us. It was, that Fosterage was an institution which, though artificial in its commencements, was natural in its operations; and that the relation of foster-parent and foster-child tended, in that stage of feeling, to become indistinguishable from the relation of father

1) O'Reilly (»An Essay on the Nature and Xnfluence of the Ancient Irish Institutions"; Transactions of the Royal Irish Academy XIV, p. 197) wijst vooral op den nauwen band tusschen het pleegkind en de pleegouders: »fostering hath always heene a stronger alliance than bloud" (Davis).

59