danig moest verzwakken. Men zou zelfs kunnen meenen, dat juist om dit nadeel op te heffen de volledige afstand van het kind vervangen werd door een tijdelijken.

De verschijnselen van groep II waren dan niet eene reductie, eene langzaam ontstane verzwakking van die van groep III, maar eene opzettelijke, doelmatigere wijziging, die als zoodanig veel langer behouden bleef en veel algemeener voorkomt.

Wij wezen er boven reeds op, dat het bij volken zonder krachtig georganiseerden staat geene zeldzaamheid is, dat de familieband wordt uitgebreid op kunstmatige wijze om haar zoo te versterken en de zekerheid te vermeerderen; wij noemden ook reeds eenige analoge wijzen van verbindtenis: vriendschapsbonden en gilden. Talloos vaak werden ook huwelijken gesloten om zoo weer nieuwe vrienden te winnen: de vrouwen waren dan als dochters en echtgenooten de zeer machtige „intermédiaires der familien en stammen, waarom zouden zij het ook niet kunnen zijn als dochters, maar vooral als echtgenooten en (pleeg)moeders ? en hoe natuurlijk, dat men de zoons nu eens voor hetzelfde doel bezigde, waartoe gewoonlijk alleen de huwelijken der dochters gebruikt werden. Ook dit moest een nauwe verbindtenis ten gevolge hebben. De uitbreiding der polygamie mag zeker voor een deel aan het eerste streven toegeschreven worden. Zoo zegt Heymering, dat op Timor de hoofdregent eene dochter van haast ieder zijner onderregenten trouwt, uit politiek; deze vrouwen blijven dan meestal bij hunne eigene familie inwonen '). Zeer belangrijk is ook wat Von Kremer hierover zegt ten opzichte van de arabische toestanden ten tijde van het ontstaan van den Islam: „Es ist leicht zu erkennen, dass in jener Periode des Volkslebens, wo noch die Stammesbildung vorherrscht, noch kein gentlgend starkes Band die einzelnen Stamme vereint und hiedurch ein Staat entsteht: jeder Stamm, jede Familie sich im Zustande der Nothwehr gegen alle übrigen befinden musste. Um sich nun mit Erfolg gegen Angriffe vertheidigen, erforderlichen Falies angriffsweise vorgehen zu können, hing alles davon ab, dass der Stamm möglichst stark sei und eine zureichende Anzahl von kampftüchtigen Mannern stellen könne, so wie dass er durch verwandtschaftliche oder andere Verbindungen sich die Untersttltzung und den Beistand anderer Stammesangehörigen verschaffen könne. Es lag also ein dringender Grund für jeden Stamm, für jede

1) Heymering, .Zeden en Gewoonten op het eiland Timor". Tijdsehr. voor Nederlandsch Indië, 1845. III, p. 295.