Reihe nach; es wahrt somit einige Zeit, bis das Kind wieder heimkehrt '). Maar zeer wel kan dit gebruik met het bepaalde doel een defensieve bloedverwantschap te vestigen ontstaan zijn, terwijl de eigenlijke fosterage in Abchazië toch een anderen oorsprong had: de voorstelling van onze bron schijnt hier zelfs op te wijzen.
Zöpfl zegt van de Duitschers, dat „mitunter (der Adoption)" ahnliche Formen nur zu dem Zwecke gebraucht (wurden), die freundschaftlichen Beziehungen unter regierenden und anderen hohen Hausern zu verstarken J)."
Bij de Walizen vindt deze hypothese eveneens steun: de foster-familie verdedigt de rechten van hun vorstelijk pleegkind na den dood van den vorst. Bij de Ieren bestond een nauwe band tusschen pleegouders en pleegkind, doch omtrent een eigenlijk „Schutzverhaltniss vinden wij in allen gevalle niets meegedeeld. Van de oude Noren zegt Weinhold zeer bepaald, dat de „fosterage" plaats had om families te verbinden („Freunde erwiesen sich gegenseitig diesen Dienst zur Starkung alter und zur Befestigung gelockerter Verbindung"; „dieses Verhaltniss verband die beiden Hauser sehr innig"). Omtrent de Angelsaksers weten
wij weer veel te weinig.
Resumeerende vinden wij dus den defensieven band tusschen pleegouders en pleegkind, respectievelijk diens familie (wat van het eerste toch altijd min of meer een gevolg moet geweest zijn), bij de Alfoeren der Minahassa, in Dardistan, bij de Arabieren, Tscherkessen, West- Turken, Albanezen (waarschijnlijk), Walizen, Ieren, Duitschers en Noren. Deze lange rij beteekent ongetwijfeld zeer veel, maar toch afdoende is zij even zeker niet, daar die band zeer wel niet het oorspronkelijke motiveerende doel, maar slechts het noodzakelijk gevolg kan geweest zijn van het feit der opvoeding, der gemeenschappelijke voeding, terwijl iets anders den wensch naar die opvoeding door vreemden kan veroorzaakt hebben.
Dit moeten wij nu onderzoeken.
In de eerste plaats is het opvallend, dat niets voor het zoeken van den familieband pleitte bij de volken van de eerste groep (geheele afstand van het kind), met uitzondering van het moeilijk te classificeeren Alfoeren-voorbeeld. Toch zoude juist hier de verbinding bizonder hecht kunnen zijn, daar het kind geheel tot het ander geslacht ging behooren, hoewel het geheel losraken van de eigenlijke ouders den band weer
1) Stieda naar Prozenko in het Archiv fïir Anthropologie XIV (1882), p. 327.
2) «Deutsche Volks- und Staatsgeschichte" (1844), III, p. 252.