das Gesetz erkannte an, dass ein Kind bis zu diesem Alter der mütterlichen Pflege nicht entbehren könne" 1).
Wanneer men hier tegen aanvoert, dat de groote teederheid voor de kinderen, die alle opvoeding verhindert, het best konde gebroken worden door de kinderen aan vreemden toe te vertrouwen, zoo antwoord ik, dat ik in de vele gevallen van strengere opvoeding bij wilde volken, die ik verzamelde, geen enkel voorbeeld vond van iets dat naar dezen maatregel zweemde, en bovendien, dat teederheid zonder twijfel slechts één der factoren was, die de opvoeding tegenhield, en al die andere factoren zouden juist gemaakt hebben, dat men opvoeding met gestrengheid door vreemden ook niet konde begeeren 2). Hoogstens zou de toedracht der zaak als volgt kunnen geweest zijn: bij die volken, waar langzamerhand strenge opvoeding gewenscht werd, die echter door overgroote teederheid alleen onmogelijk werd gemaakt, kwam de fosterage op. Hiertegen pleit, dat bij de Gilbert-eilanders ook de pleegouders overdreven teeder voor het kind waren, strenge opvoeding dus niet klaarblijkelijk het doel was.
De fosterage zou dan op dezelfde wijze hebben moeten werken als het afscheiden der jonge mannen van de vrouwen en meisjes en het vereenigen van hen in het mannenhuis, zooals dit met verschillende nuances bij zoovele volken voorkomt. Doch tegen deze voorstelling pleit al weer, dat ook meisjes gefosterd werden, terwijl de volledige afstand van het kind toch moeilijk door haar geêischt kan worden, des te minder daar juist dan er alle kans bestond, dat de liefde en het verwennen der pleegouders even groot zouden zijn als die der oorspronkelijke ouders.
Zoo dus voor deze verklaring al eenige argumenten van gewicht kunnen aangevoerd worden, beslissend schijnen zij mij niet te zijn.
Misschien zullen wij later bij het afwegen der verschillende hypothesen gedwongen zijn meer gewicht aan deze laatste te hechten, voorloopig schijnt zij ons niet de gezochte verklaring te geven, hoewel ook de behoefte, die zij onderstelt, ongetwijfeld bijdroeg om het gebruik in stand te houden.
§10. 5" Hypothese. Beveiliging yan het kind.
Eene onderstelling, die wij meer om der volledigheid wille noemen
1) A. Schultz, „Das höfische Leben znr Zeit der Minne6inger". (1889), I, S. 152.
2) Mijne „Ethnologische Studiën zur ersten Entwicklung der Strafe", p. 214 seq.