DE „FOSTERAGE" OF OPVOEDING 1 VREEMDE FAMILIES

DOOR

Mr. S. R. STEINMETZ.

§ 9. 4" Hypothese. Opvoedingsmaatregel.

Wij zullen nu de kansen van de opvoedingshypothese eens nagaan. Sommige onzer bronnen-gevende auteurs verdedigen haar alleen. Ik kan mij haar het beste zoo voorstellen, dat de ouders het kind van zich deden, daar zij inzagen, dat het strenge tucht noodig had en zich zelve te zwak, te teeder voelden om het die te geven. Later, toen de opvoeding al veel meer vereischte, zouden zij dan een bizonder geschikten opvoeder gekozen hebben en aan hem het kind hebben toevertrouwd met dezelfde motieven als die, welke nu nog ouders hun kinderen naar kostscholen doen zenden.

Zoo zegt Von Hahn van de Riga-Albanezen; „ftlr die ersten Jahre tauschen die Vater in der Regel ihre Söhne gegenseitig aus, um sie an strengere Zucht zu gewöhnen." Daarentegen zegt dezelfde: „Die Kinder werden, so lange sie zu Hause sind, rauh gehalten; bis ins fünfte und siebente Jahr gehen sie barfuss und barhauptig, und noch spater bekommen sie Beinkleider." „Die kindliche Ehrfurcht ist gross, sie geht so weit, dass der Solin im Beisein von Fremden nicht mit seinem Vater zusammen isst, und dann nur sprechen darf, wenn er gefragt wird." Het schijnt dus, dat hier eigenlijk geen grond bestond om het kind in nog strenger tucht te brengen. Bovendien, zou dat wegzenden van het kind wel een geschikt middel zijn om strenger tucht te krijgen ? het gezag van den pleegvader zou altijd beperkt zijn door de vrees voor de wraak der familie van den knaap, terwijl de eigen vader aan niemand verantwoording schuldig was.

Wij voerden ook reeds Klemm's oordeel aan, dat de opvoeding door den atalik bij de Tscherkessen geen ander doel heeft dan strenge tucht en afharding van den knaap.

Zooals wij boven reeds zagen, gaf ook Weinhold dezen zelfden grond voor de fosterage bij de Noren aan, zonder bewijs overigens. Du Chaillu