gouden of zilveren oorbel aan te bieden. Vervolgens scharen zij zich tot een stoet en geleiden haar in optocht naar het huis van de ouders haars bruidegoms. Daar wacht hun weder een maaltijd, gevolgd door een feest, dat drie dagen aanhoudt. Na afloop hiervan gaat ieder weder aan zijn werk.

Eenigen tijd hierna heeft de eigenlijke huwelijksvoltrekking plaats, deze is echter slechts eene formaliteit, daar het bruidspaar gedurende de periode van verloving, zich reeds als getrouwde lieden heeft gedragen.

Op den daarvoor vastgestelden dag komen de familieleden van weerskanten weder bijeen, ditmaal evenwel in de woning der ouders van den bruidegom. Daarin is ook het bruidsvertrek gereed gemaakt, waarin nu het bruidspaar plaats neemt achter een laag tafeltje, waarop een kom met gekookte rijst is geplaatst. De bruid neemt hiervan het eerst een mondvol, kauwt goed op de rijst en rijkt vervolgens den spijsbal haren bruidegom over, die er eveneens flink op kauwt en de massa daarna doorslikt. Vervolgens wordt water gebracht en spoelt het toekomstige echtpaar zich den mond, waarna dezelfde ceremonie met een sirihpruim wordt herhaald. Hebben zij geen van beiden gedurende deze handeling blijken van walging gegeven, dan wordt het huwelijk voltrokken geacht en mogen de echtelieden zich naar het aangrenzende slaapvertrek begeven. Zes nachten lang moeten zij daarin doorbrengen, de eerste drie in gezelschap van eene oude vrouw of van een nog zeer jong kind, waarna deze zich verwijderen. Gelukt het den jongeling echter de waakzaamheid dezer dwarskijkers reeds eerder te verschalken, dan vertrekken zij vroeger en mogen de jonggehuwden gedurende den tijd, die overschiet, ongestoord van hun echtelijk geluk genieten.

Het jonge paar is thans man en vrouw, doch blijft voorloopig nog in de woning der ouders van den man wonen, totdat hij in staat is een eigen huishouding te gaan beginnen. Ook is de vrouw nog niet zijn volle eigendom; dit wordt zij eerst als de bruidschat in zijn geheel is voldaan. Sterft de man in deze periode, dan keeren zijn vrouw en kinderen tot haren stam terug.

Armere lieden, die geen grooten bruidschat kunnen betalen, kunnen evenwel toch een matrimonium justum sluiten en wel wanneer wederkeerig althans eenige geschenken uitgewisseld zijn. Onvermogenden alleen sluiten matrimonia injusta, zonder daarbij iets te geven of te ontvangen.

Personen, die niet wenschen te trouwen, doch toch prijs stellen, al is het dan ook tijdelijk op het bezit eener levensgezellin, kunnen zich deze verschaffen, daar tijdelijke samenleving met wederzijdsch goedvin-