bleef uitoefenen en wel in dit opzicht, dat broeders der gehuwde vrouw hunne zusterskinderen nog steeds, evenals toen het matriarchaat nog volledig werd gehuldigd, als eigen kinderen, als hunne stamgenooten bleven aanmerken. Zusters daarentegen beschouwden om de zelfde oorzaak broederskinderen als vreemden, niet tot haren stam behoorend. Nu schreef de adat de exogaraie voor m. a. w., dat de man een vrouw moet nemen uit vreemden stam, zij belette dus huwelijken van broederszonen met zustersdochters, doch stond geenszins eene vereeniging van zusterszonen met broedersdochters in den weg integendeel deze werd als overeenkomstig de op het stuk van huwelijk bestaande bepalingen, als volkomen geoorloofd beschouwd. Ieder maal toch, dat eene vrouw een patriarchaal huwelijk sloot, eindigde met haar hare familie, daar zij van af dat oogenblik geheel in den stam van den man opging, als integreerend onderdeel daarvan werd beschouwd.

Geheel dezelfde voorschriften gelden ten opzichte van het matrimonium injustum. Zoons uit zulk een huwelijk geboren zijn eveneens gehouden meisjes uit hunne familie van moederszijde te trouwen. Het matrimonium injustum is echter een matriarchaal huwelijk, de stam wordt daarbij door de moeder bepaald, dus, daar de jongelingen in dien stam moeten huwen, volgt hieruit dat bij het sluiten van een matrimonium injustum de endogamie wordt betracht.

Het zou ons te ver voeren, aan te toonen, hoe uit dit matriarchaat, gepaard gaande met endogamie, zich de exogamie, patriarchale huwelijksvorm ontwikkeld heeft. Wij volstaan derhalve met aan te stippen, dat de ontwikkelingsgeschiedenis van de familie bewezen heeft, hoe deze laatste vorm slechts een uitvloeisel is van de eerste en dat als vaststaand feit mag worden aangenomen, dat waar wij de eerste aantreffen, deze tevens de oudste moet zijn geweest. Zoo dus ook hier. Gaan wij na deze uitweiding tot de ceremoniën aan de huwelijksvoltrekking verbonden over.

Op den dag, die voor het onderhandelen over den omvang van den bruidschat is vastgesteld, begeven de ouders van den jonkman zich naar het dorp van zijn aanstaande vrouw en herhalen opnieuw, dit geschiedt slechts pro forma, het aanzoek. Gewoonlijk heeft de tocht over zee plaats, in fraai opgetuigde bélans, geroeid door verwanten en negari-genooten van den bruidegom. Vóór het dorp van de bruid gekomen, doen zij de geheele bevolking daarvan uitloopen om den bruidegom met de gasten plechtig te verwelkomen en naar de woning zijner toekomstige schoonouders te geleiden. Aan den trap van dit huis gekomen, worden zij door