De strijd duurde meestal niet lang, daar de partij , die de meeste dooden bekwam, zich als geslagen rekende en op de vlucht ging. Een openbaar gevecht toch droeg geheel het karakter van een godsoordeel; de partij, die de meeste gesneuvelden kreeg, was de schuldige.
Behalve oorlogen te land werden ook gevechten ter zee geleverd, dit hing slechts af van de ligging der negarien ten opzichte van elkander. In zulk een geval werden alle beschikbare belan's gewapend en van een geblindeerd dek voorzien, ter beschutting tegen de lilah-kogels, terwijl al wat strijdbaar was, zich inscheepte. Eerst werd dan van uit de schepen een soort bombardement geopend, daarna gedebarkeerd en den stormaanval ondernomen.
Veld- en zeeslagen werden echter slechts zelden geleverd; men gaf de voorkeur aan een guerilla waartoe het dichte bosch en de overige terreinhindernissen zich bij uitstek leenden. Dit had ten gevolge, dat een eenmaal uitgebarsten krijg, dikwijls jaren lang duurde. Gewoonlijk traden dan ten laatste de neutrale hoofden tusschen beiden om te trachten de vrede te be.werken. Zij vergaderden daartoe en zonden een hunner eerst naar het dorp van den aanvaller en vervolgens naar dat van den aangevallene om over de vredesvoorstellen te onderhandelen. Gelukte zijn zending, dan werd de bevolking van beide dorpen uitgenoodigd om op een neutraal terrein bijeen te komen om aldaar de plechtige verzoening te doen plaats hebben. Als vrijgeleide werd aan de hoofden der twistenden een palmtak ter hand gesteld. Op den dag der vredesluiting, als allen zich verzameld hadden, werd door de neutrale hoofden op een plank een steen gelegd voor iederen doode, die elk van beide dorpen bekomen had. Daarna werd het aantal steenen geteld en nagezien welke van beide het grootste verlies geleden had. De partij die dit trof, werd als de meest verliezende in het ongelijk gesteld en tot schadevergoeding aan den overwinnaar verwezen, waarmee in den regel genoegen genomen werd. Daarna namen de scheidsrechters een palmblad, scheurden dit in tweëen en stelden ieder hoofd der in onmin levende dorpen de helft ervan ter hand, met het uitdrukkelijk bevel, dit blad als bewijs der gesloten vrede te bewaren. Dan werd den hoofden der twistenden den eed afgenomen: Bh Doead lerwoean, Oersiwa oerlima ukum lerwïil ngabal fitsüm ratan munturat nung howajar i, hir kidin niariak nung howajar i müt fitsün subum earanrat lanit, fanma ngaenene dunjai ahirat nam tanangi'. d. i. heer zon, maan, enz. wanneer ik mijn eed verbreek, wanneer de tegenpartij het verbond verbreekt, dan worde zijn hoofd in den grond gestoken, zijn voeten tot den hemel opgericht, zoowel hier op aarde als in het hierna-