bewapend. De vier poorten, respectievelijk aan de Noord-, de West-, de Oost- en de Zuidzijde gelegen, werden gesloten, terwijl men links en rechts daarvan op den wal lilah's plaatste, die den toegang bestreken. Vervolgens werden een groot aantal bamboe werplansen op den wal gereed gelegd, om voor het geval, dat de vijand tot een stormaanval zou overgaan, hem naar behooren te kunnen ontvangen. In den eersten tijd kwam het doorgaans echter zoover niet, om de zeer verklaarbare reden, dat de aanvaller, minder gedekt dan de aangevallene, aan de meeste verliezen blootstond. Men bepaalde er zich toe, al stroopende elkanders gebied af te loopen, en in het veld alleen aangetroffen personen der vijandelijke partij af te maken, die met het hoofd in den grond en de beenen omhoog, ter plaatse waar zij vielen, werden begraven. Had het hierdoor verkregen resultaat echter slechts weinig gevolgen, dan werd ten laatste tot een ontmoeting in het open veld, of wel tot den aanval op het vijandelijke dorp besloten. Als de dag hiervoor vastgesteld aangebroken was, trachtte men te weten te komen, of deze voor de onderneming gunstig zou zijn, wat van de beslissing van Doead lerwoean afhankelijk was. Dien dag bracht men hem daarom, bij het opgaan der zon een klein offer bestaande uit wat goudschrapsel in een pisangblad gewikkeld, dat moest dienen om vergiffenis voor alle bedreven zonden te vragen. In optocht brachten zij, die ten strijde zouden trekken, dit naar het strand, waar de metuduan hen opwachtte om de gave in zee te werpen. Nadat dit was geschied, begaven ook de strijders zich te water, na zich eerst het hoofd met klapperwater besprenkeld te hebben, en doken driemaal kopje onder om daarna weder naar het dorp te trekken, ten einde de wapenen aan te gorden en de amuletten om te hangen, wat vóór dat deze ceremonie vervuld was, niet mocht geschieden. In vollen krijgsdos verzamelden de krijgers zich daarna in het midden van het dorp om te vernemen of Doead lerwoean het hem zoo even gebrachte offer had aanvaard, hetgeen zou blijken uit den uitslag van het nu plaats hebbende rijst-ordalium. De vrouwen, die niet mede naar het strand gingen, hadden den tijd , dien de mannen afwezig waren, gebruikt om een groote daarvoor noodige hoeveelheid rijst te koken, die zij midden in het dorp, op een mat opstapelden. Allen, die zouden medevechten, benevens de voorvechter, namen rond dezen rijstberg plaats en vormden om dezen een kring. Nadat de metuduan stilte geboden had, stond de voorvechter van zijn zitplaats op en ging naar den rijstberg toe, waarvan hij een handvol nam, dezen onder opzien naar den hemel in den mond bracht om te trachten, de rijst ineens door te slikken. Gelukte dit, dan bleek Doead lerwoean der onderneming