komen geen oorlogen meer voor, wijl het Gouvernement een inlandschen oorlog niet gedoogt. De Gouvernements-vertegenwoordiger is daar, om gerezen geschillen, die voorheen aanleiding tot den oorlog waren, te berechten, zoodat van uitvechten met de blanke wapenen niet meer inkomt. Voorheen was het evenwel anders; bijna iedere onaangenaamheid, tot de nietigste incluis, door inwoners van de eene negari dien van eene andere aangedaan, werd een casus belli, zoo het aan het scheidsgerecht niet gelukte, partijen tot eene minnelijke schikking over te halen. Schending van elkanders grondgebied, in gebreke blijven van het betalen eener boete waarvoor de negari-bevolking solidair aansprakelijk was, beleediging eener vrouw uit een vreemde negari afkomstig, en dergelijke gevallen meer waren even zoovele aanleidingen om de wapenen op te vatten.

Werd bijv. een vrouw, afkomstig uit de negari A en gehuwd met een man van het dorp B, in diens dorp beleedigd of wel door haar echtgenoot als slavin behandeld, dan trachtte zij haar bloedverwanten te A hiervan te verwittigen. Zij deed dit door hun ongemerkt per bode een zinnebeeldig teeken te doen toekomen, bestaande uit een Spaanschen peper in een stukje doek gewikkeld om haren bloedverwanten te kennen te geven, dat het haar iederen dag even heet gemaakt werd als deze peper. Was hare legitieme geboorte in twijfel getrokken, dan zond zij een weinig kapok en een bundeltje kippenvederen, door een bandje bijeengebonden waarmede zij uitdrukte: evenmin als gij weet, van waar deze kippenvederen komen, evenmin wil men mijn eerlijke geboorte erkennen, gelijk dit vlokje katoen door het minste zuchtje wordt bewogen, zoo ook gaat het mij, nergens vind ik rust. Na het ontvangen van zulk een boodschap benat medh, riepen de ouders der vrouw gewoonlijk hunne negarigenooten te zamen om te beraden, wat hun te doen stond. Meestal werd als gevolg der beraadslaging het dorpshoofd uitgenoodigd, aan de beleedigers voldoening te gaan vragen, aan welke uitnoodiging hij zich niet mocht onttrekken, alhoewel zijn bezoek in den regel op niets uitliep. Hij keerde dan terug en zond eenige dagen later den beleedigers een zwaard van gaba-gaba als oorlogsverklaring. Nam de tegenpartij deze aan dan was dit een teeken, dat zij den oorlog wilde, bovendien stuurde zij als bewijs hiervan een ijzeren parang terug. Weigerde zij het zwaard van gaba-gaba, dan bestond nog mogelijkheid de zaak op vredelievende wijze te vereffenen.

In het eerste geval werden de beide vijandige dorpen dadelijk in staat van tegenweer gebracht; de wallen voor zoover die voorziening behoefden, versterkt en bovendien op den kruin met aangepunte bamboepalen