zeer natuurlijk te zijn. De bedoelde zachte helling zet zich nog tot over (N. W.) den Hollandschen Spoorweg voort en eerst hier wordt het diepste gedeelte van het dal aangetroffen, waar thans de oppervlakte uit veen bestaat, evenals in Den Haag, en dat dus oorspronkelijk nog dieper geweest is. Bij Veur kan men de Z. O. grens laten samenvallen met de Leidsche Trekvaart. Bij Voorburg wordt de N. W. oever duidelijker en de geheele strook hooger, het bovengenoemde niveauverschil in de slooten bedraagt hier wel 1 M., ook m het dorp Rijswijk valt het onmiddellijk in het oog als men over het polderdal heen naar Den Haag kijkt. Mogelijk is deze hoogere ligging van Rijswijk aan de aanwezigheid van rudimentaire duintjes toe te schrijven, gelijk die van de Geestbrug. Ook bij Kwintsheul en Poeldijk is de N. W. oever der geeststrook vrij goed te herkennen, maar tusschen het station Rijswijk en Kwintsheul zijn de hoogteverschillen zoo flauw en onbeduidend, dat wij ze met het oog niet meer konden waarnemen, laat staan eene grens tusschen hoog en laag konden trekken. Ten einde ook voor dit gedeelte uit te vorschen hoe de vork in den steel zat, raadpleegden wij de Waterstaatskaart en zagen spoedig, dat voor de talrijke kleine polders tusschen Delft—Maassluis en Rijswijk—Naaldwijk het zomerpeil der slooten nog al uiteenloopt. Aannemende, dat dit gemiddeld '/jM. beneden de oppervlakte ligt, konden wij nu gemakkelijk deze polders in groepen vereenigen, waarvan de grond tusschen: i° A. P. en 0,5 M. — A. P., 2° tusschen 0,5 en 1, 30 tusschen x en. 1,5, 40 tusschen 1,5 en 2,2 M. — A. P. ligt, en wij namen toen eene zeer regelmatige rangschikking waar, die wij op onze kaart, met afronding der hoeken, door verschillende zwarte tinten, verduidelijkt door ingeplaatste cijfers hebben weergegeven. De beschouwing der kaart doet tevens zien, om welke reden de Z. O. oever der strook geestgrond bij het dorp Wateringen opeens weder duidelijk te voorschijn treedt; hier grenzen gronden met meer dan 1 M. hoogteverschil onmiddellijk aan elkander. Het grootste gedeelte van het op onze kaart gearceerde terrein bestaat uit zand en klei; veen speelt er eene ondergeschikte rol en de grenzen tusschen de verschillende grondsoorten zijn er in de werkelijkheid geheel anders dan op de Geologische Kaart en lang niet zoo eenvoudig en schematisch. Een blik op de kaart leert ons tevens, dat de oudste nederzettingen in deze streken, bijv. 's Gravesande, op de geestgronden voorkomen, die nog boven A. P. liggen, en de jongere, bijv. Delft, Honselerdijk, vrij nauwkeurig op de grens van een hooger en een lager terrein, dus waar de bewoners, ten tijde der eerste nederzetting, voor overstroomingen gevrijwaard bleven. Het hoogste terrein „Be Klei"

50