getal de tweede om er ten slotte een huis van op te bouwen, is net laatste geschied, dan is het hem geheel onverschillig hoeveel steenen daarvoor noodig waren, de bouwsteenen waren hem middel, het bouwen
van een huis was het doel. ,
Het vermelden van de afzonderlijke waarnemingen, die gecombineerd werden om het gebouw der geheele redeneering, van het stuk ontwikkelingsgeschiedenis van onzen bodem, op te trekken had nog een an ei doel Bekend is het, dat de Geologische Kaart van ons land door Staring, werd uitgegeven zonder verklarende tekst, zonder uiteenzetting der gronden, waarom de grenzen tusschen de verschillende vormingen zus en zoo getrokken waren en niet anders. Zij werden eenvoudig gedecreteerd . Ook bij enkele andere geologen na Staring bleek dit decreteer en zeer in den smaak te vallen; het is dan ook wel zoo gemakkelijk als argumenteer en! Nu bleek echter, dat bedoelde kaart zeer rijk is aan - soms zeer grove - fouten en het gevolg er van was, dat bij hen, die deze fouten gaandeweg, door onderzoek in het veld, van zelf opmerkten, het decreteeren, van welke zijde dan ook, niet weinig in discrediet geraakte. Wij vonden het daarom verkieslijk, de talrijke waarnemingen, waarop onze beschouwingen rusten, op te geven. Niemand behoeft ze dan op goed geloof aan te nemen, ieder kan ze zelf controleeren. Het is dus in hoofdzaak eene reactie tegen het decreteeren van andere zijde, die ons tot die uitvoerigheid dreef en het zij aan anderen overgelaten om te beoordeelen of wij in die reactie op onze beurt soms te ver zijn gegaan. In elk geval is het voor ieder, die onze beschouwingen leest, veel gemakkelijker af en toe een stuk over e slaan, zoogenaamd „cursorisch te lezen", dan wel onvermelde beweegredenen te raden. Zeer dikwijls raadt men in zulk geval glad verkeerd.
Keeren wij na deze uitweiding tot ons eigenlijke onderwerp terug. Onze Contributions V verschenen in 1891. De Heer Blink handelde over hetzelfde en naverwante onderwerpen in zijn zeer lezenswaardig opstel De Lage Venen in Nederland en het Ontstaan der Drijftillen , voorkomende in ditzelfde tijdschrift voor 1891, en op eenige plaatsen in zijn standaardwerk ,,Nederland en zijne Bewoners", terwijl de Heer Hagedoorn in „De Natuur" van 1891 tweemalen aan onze verhandeling een opstel wijdde. Wij kunnen van een en ander gebruik maken x . om enkele, niet geheel juist begrepene gedeelten nader toei telichten^en 20 om, nog meer dan in onze eigenlijke verhandeling, de hoofdzaken nader op den voorgrond te doen treden. Met name bij onze aardrijkskundigen schijnt het begrip nog weinig ingang te hebben gevonden, dat