dat deze reede in den N. W. moesson beter zal zijn en alsdan de deining slechts gering kon wezen. De beste ankerplaats is tusschen 6 en 3 vaam diepte bewesten de rivier op ongeveer driekwart mijl uit haar Westhoek, dewijl daar de sloepen het gemakkelijkst aan en van boord kunnen komen." Wat eindelijk het vaarwater langs onze kust betreft, de Heer Muller beschouwt dit meer, zooals reeds hier en daar uit onze beschrijving heeft kunnen blijken, in verband met en als voortzetting der kust of riviermonden. Toch wijst hij ook reeds op het verschil in diepte bij de hooge kust (5°—9° vaam en meer), soms op geen kabellengte van het land, en de vlakke Z. O. kust, waar men niet dan met de grootste omzichtigheid onder aanhoudend gebruik van het dieplood tot twee of hoogstens tot op één mijl afstand kan naderen. Zandbanken onder en boven het water, voor de riviermonden meer of min uitgebreid en van harden zandgrond, verraden hun ondiepte door hooge deining of, bij laag water en eenigszins onstuimig weder, door hevige branding. Geheel in het Z. (6.40°), ook aan weerszijden van de Mariannestraat en verder Zuidwaarts tot om de Valsche Kaap wordt het lage moerassige land door een breeder modderbank omzoomd, die trouwens de geheele lage kust kenmerkt.
In Modera's „Algemeen en Zeevaartkundig Overzicht" (p. 154—60) worden daaraan eenige wenken bij het bevaren der kust toegevoegd, bijv. over het vlijtig en aandachtig gebruiken van het lood en het goed omzien naar riffen, daar de diepten bij deze of bij banken en lage eilandjes soms zeer spoedig en ongeregeld afnemen; de sterke uitstroomingen der rivieren, althans in den Z. O. moesson, die niet alleen dikwijls in den koers misleiden, maar ook somwijlen de rafelingen van den stroom voor banken doen aanzien, terwijl er soms 17 vadem water stond. Bij West-moesson gelooft Modera dat deze uitstroomingen veel minder krachtig zullen zijn.
Wat de windrichting betrof, tot het laatst van Mei was deze steeds uit het Z. O. en O. Na 29 Mei tot 7 Juni was deze zeer veranderlijk, met ongestadig flauwe koeltjes; soms Z. W. en W., eenige dagen N. W. en Z. W., met zware deining uit het Z. en Z. O. Van 7 tot 20 Juni wisselde de wind tusschen N. O. en Z. O., met voortdurende deining uit het Z. O., en dit veranderde weinig tot den 29 Juni, toen men straat Iris was binnengezeild en dus onze kust had Verlaten. De waargenomen strooming langs de kust liep daar, waar zij niet door van het land vlietend rivierwater of door bochten, banken en eilanden uit hare gewone richting werd gebracht, in dezelfde strekking als de op dien tijd heerschende ■wind en dus om de N. W. met een vaart van circa 3/4 mijl. In straat