Nadat men tevergeefs getracht had op het Vleermuizen-eiland (Barthomeus-eiland der Spaansche kaarten) te landen, scheen omstreeks 12 mijlen voorbij dat eiland de kust (door Carstensz „Clappus kust" geheeten), iets hooger en vruchtbaarder te worden, doch de bewoners bleven woest en wantrouwig: het laatste zeker niet ten onrechte, als wij onzen commandeur zeiven hooren verklaren, dat de schepelingen ze „met geen finesse so nae hebbe connen locken" om „met stricken, die (N. B.) daertoe gemaeckt waeren", één Èl twee te vangen." —En zoo bleef het tot den 3 isten Maart. Het land heet „leegh ende verdroncken"; het vaarwater werd wegens talrijke riffen en droogten hoe langer hoe gevaarlijker; sloepen moesten steeds op verkenning vooruitgezonden worden; zelfs nog bij hoog water werd men verhinderd het land, dat vol „creupel ruychte ende wilt geboomte" was, dichter dan op een pistoolschots afstand te naderen. Toen men op genoemden datum tot 90 6' Z. B. gekomen was, keerde Carstensz bij den ingang der Torres-straat, door hem „die droge Bocht" geheeten, terug.
Dertien jaar later bereikte Pool met de jachten „Klein Amsterdam" en „Wezel" de Zuidkust van Nieuw-Guinea iets westelijker (ca 40 Z. B.) dan het door ons besproken gedeelte (tegen over het eiland Adi); doch, daar hij bij stormweer de hooge, barre, steile kust niet kon naderen, zette hij koers naar kaap Boeroe, bereikte den 28sten April kaap Debelle en wilde bij de slechts even beoosten die kaap gelegen rivier ankeren, waar eenige hutjes stonden. Oostwaarts afgedreven, had hij het ongeluk in den mond der Moordenaars-rivier te ankeren en onvoorzichtig genoeg! te landen. Door een honderd wilden overvallen, werden Pool en de koopman Schiller in stukken gehakt, terwijl nog velen in het water werden gekwetst, verdronken of gevangen werden genomen. Pool's opvolger, Pietersz, zette echter het onderzoek voort en ontdekte den 2<len Mei op een lage kust drie groote rivieren, welke, in zee stroomende, die zee ruim 2 mijlen wit kleurden. Aan de oostelijkste dezer rivieren, in welker mond twee der drie samenliepen, gaf hij den naam „de Groote Rivier." Zij ontlast zich in het Oosten der Pisang-baai en moet niet verward worden met de Oetanata, die bewesten die baai en kaap Steenboom wordt aangetroffen en eerst later door de „Triton" werd bezocht 1). Nadat Pietersz onder 5° en 5°3i'Z. B. hetzelfde terugwijkende hooge land en een zelfde
I) Zie v. d. Aa, p. 422 en 423 en Haga, I, p. 49. Voor het gemak van den lezer wijzen wij hier de rivieren nog eens hun plaats aan in de richting van W.—O.: I. De Moordenaars-rivier van Keyts in de Triton-baai. 2. De Moordenaars-rivier van Carstens en Pool beoosten kaap Debelle 4° 20'. 3. De Oetanata, iets bewesten kaap Steenboom