Liroeng en Kaja, die waren opgeroepen, zich lieten verontschuldigen en dat ons vooruitgeschoven bivouac twee nachten achtereen werd verontrust door kwaadwilligen, die zich eerst na herhaald schieten verwijderden, deed den leider onzer expeditie, den controleur Van Velthuysen, besluiten ons mede te deelen, dat naar zijne meening het voor ons onmogelijk zou zijn nu de Mahakkam af te zakken. Conform werd besloten en teruggaande bereikten wij op 18 Juli de Pangkalan Mahakkam en reeds op 22 Juli des avonds Poetoes Sibau.

Was het eenerzijds een groote teleurstelling, dat de doortocht naar Koetei moest worden opgegeven, anderzijds was het voor mij een groot voordeel. Immers bleek bij het teruggaan, dat mijne fraaie en groote collectie gesteenten, waarvan ik telkens een gedeelte in onze bivouacs had moeten achterlaten, zeer veel had geleden. Eenige kisten waren geopend en overhoop gehaald, andere door water zeer beschadigd. Hadden zij in dien toestand eenige maanden moeten blijven, zooals bij doortrekken naar Koetei het geval zou zijn geweest, dan zou alles vrij wel bedorven en mijn werk grootendeels te vergeefs zijn geweest. Nu ben ik, dank zij mijne methode van étiquetteeren, in staat alles nog te redden. Het zij mij vergund, hier op te merken, dat ik meen te mogen gelooven, dat de door mij hier in Borneo bijeengebrachte collectie petrographisch een der belangrijkste zal blijken te zijn, welke ooit in den Ned.-Indischen Archipel werden verzameld.

Hoewel de tocht zeer voorspoedig is geweest, heeft het toch aan kleine ongelukken niet ontbroken, waarbij ik meest de lijdende partij was. Bij het opgaan der rivier sloeg in de Goeroeng Delapan ') de prauw van onze bedienden om en daarbij ging al mijn kookgereedschap, mijn stukken waterdichte stof, mijn schoenen en nog vrij wat meer verloren. Vooral het verlies van al mijn bruikbare schoenen was daar onherstelbaar en heeft mij op den 'landweg" menig moeilijk oogenblik bezorgd.

Mijn eigen sampan sloeg in de Goeroeng Bakang — dezelfde waar in 1825 G. Muller werd vermoord — tegen de rotsen te pletter, een prauw met rijst verongelukte in de Goeroeng Roorooi. Bij het afvaren sloeg een sampan in de Goeroeng Matap (in de Boengan-rivier) om en daarbij geraakten twee karongs (gevlochten zakken) met gesteenten van mijne collectie te water. Gelukkig was ik spoedig ter plaatse en na veel vergeefsche pogingen is het gelukt die zware karongs uit de diepe kolken midden onder den bruisenden waterval op te duiken. Het waren voor mij angstige uren; inderdaad scheen de zaak hopeloos. Doch de Kajans deden wonderen, ook wel onder den indruk van het vooruitzicht 10 ringgits (Mexicaansche dollars) te kunnen verdienen, die ik als premie had uitgeloofd voor het opduiken van iederen karong.

Onze gezondheid bleef, dank zij ook de uitstekende proviandeering, gedurende den geheelen tocht uitstekend. Het klimaat in het bergland is heerlijk koel; het water is er verrukkelijk, kristalhelder en frisch. Trots alle denkbare voorzorgen hebben mijn instrumenten en, naar ik meen, ook mijn photographiëen zeer geleden door de verbazende vochtigheid, die men bij een tocht al3 deze niet kan bestrijden.

Ten slotte nog een opmerking; trots ons échec heb ik de vaste overtuiging gekregen,

1) De Goeroeng Delapan is een reeks van stroomversnellingen en watervallen in de Kapoeas, niet ver beneden Nanga Boengan. Het woord duidt aan, dat er acht zijn, doch men kan er met even veel succes ieder aantal van 5 tot 15 uit tellen.