VERSCHILLENDE MEDEDEELINGEN.

Tocht naar de boven Kapoeas op het eiland Borneo.

(Zie p. 965 van de vorige aflevering).

Tot ons leedwezen moesten wij het 3de verslag van Prof. Molengraaff (bulletin n° 15 der Maatschappij ter bevordering van het Natuurkundig onderzoek der Nederlandsche Koloniën) tot de volgende aflevering laten liggen. Wij geven het hier thans in zijn geheel weder.

Hooggeachte Heer en,

Gisteren keerde ik van de Oeloe Kapoeas terug en ik haast mij nu U een kort verslag te geven omtrent den welgeslaagden tocht naar de Penanei, welke door Dr. Nieuwenhuis en mij, onder leiding van den controleur van Velthuvsen, werd ondernomen.

Door zeer hoog water eenigen tijd opgehouden, vertrokken wij eerst op 15 Juni van Poetoes Sibau met 85 Kajan-dajaks, 8 Batang-Loepars, 5 Maleische koelies, 19 pradjoerits, onze bedienden en zeer veel bagage van allerlei aard, waarvan het hoofdbestanddeel natuurlijk rijst was, dit alles in 24 -aroks" (vaartuigen met bodem uit één stuk, spits voor en achter) en '/boengs" (vaartuigen als de vorige, doch stomp voor en achter). Len paar dagreizen boven Poetoes Sibau bereikt men reeds het gebergte, dat veel overeenkomst heeft met het in mijn vorig verslag reed3 beschreven bergland van de Boven-Embalau; bij de Kapoeas rijst echter het gebergte minder abrupt uit de vlakte op dan bij de Embalau en is daardoor minder verrassend. Op 23 Juni bereikten wij Na Boengan, op 28 Juni Na Boelit, op 3 Juli de Pangkalan Mahakkam, waaide landweg begint en op 14 Juli de Sei Penanei in de Oosterafdeeling. Wij reisden langzaam, vooral op den landweg, wat mij in staat stelde veel geologische gegevens te verzamelen. De bovengenoemde landweg onderscheidt zich van den gewonen waterweg beneden de pangkalan voornamelijk hierdoor, dat men niet op het water vaart, maar door het water der riviertjes en bergstroompjes loopt. Een dergelijke landweg biedt allerlei verrassingen aan, die alle hierin met elkander overeenkomen, dat men er doornat bij wordt. Onderweg besteeg ik eenige bergtoppen, waarvan ik vooral den J190 Meter hoogen Bt Betoeng (of Bt Lekoedjan volgens de topographische kaart) wil noemen. Dit is een groote vulkaanruïne, gelegen op de grens tusschen Wester- en Oosterafdeeling, op de waterscheiding tusschen de Sei Boengan en de Sei Penanei.

Van den top van dien berg heeft men aan de ééne zijde een uitgebreid vergezicht over de biet zeer sterk geaccidenteerde hoogvlakte van de Oeloe-Mahakkam, welk panorama als het ware in tweeën wordt gedeeld door den op den voorgrond gelegenen Bt Penanei, die zeer »pantang"" is. Aan de andere zijde in de Westerafdeeling trekt in het zuidwesten het meest de aandacht de geweldige Bt Terata, eveneens een uiterst steile vulkaanruine, waarvan men als zilverwitte lijnen kolossale watervallen ziet ne-