bijzonderheden mededeelen hoe velerlei werkzaamheden deze arbeid eischte, kunstwerken vorderden stoomkracht, doch dat ook vrij wat handenarbeid \v erd verricht blijkt o. a. uit het met spade en kruiwagen verzetten van ioo,ooo M3 grond bij het Land van Altena; de uitgaven beliepen in l%93 f ij348,2Ó9. \ oor het onderhouden van de gemeenschap tusschen de beide oevers werden stoomponten in werking gesteld; aan het Keizersveer volbrachten deze 15,506 vaarten, aan het Kapelsche veer was het verkeer met den kabelpont niet geringer; de bouw van de vaste brug bij Heusden werd mede onderhanden genomen,

II. Kanalen.

Tot verbetering van de Zuid-Willemsvaart werd /109,000 aangewend en het onderhoud vroeg nog ƒ 70,000 bovendien; verbreeding van het kanaal en het maken van nieuwe wisselplaatsen waren het hoofddoel der verbetering; de scheepvaart nam er toe en de sluisrechten stegen tot ruim ƒ50,000, nogal bezwarend voor de 8113 geschutte schepen. De kleinere Noordbrabantsche en Liinburgsche vaarten leveren weinig bijzonderheden op; in de Peel werden veel nieuwe wijken gegraven in verband met de ontginning der hooge veenen. Ook het Apeldoornsche kanaal van Hattem tot Dieren, eischte weinig uitgaven.

Daarentegen werd krachtig gewerkt aan den waterweg tusschen Rijn en Schie, grootendeels voor rekening der provincie Zuid-Holland; een werk dat ook 's Gravenhage toegankelijk maakt voor Rijnschepen, doch waarvan het gemeentebestuur het gewicht niet schijnt te bevroeden, zoozeer wordt met eene doeltreffende aansluiting getreuzeld.

De direkte Waterweg van Amsterdam naar Rotterdam bleef rusten; men kon het nog niet eens worden of de groote uitgaven noodig zijn, nu het Merwede-kanaal over Gorinchem een bruikbaren weg openstelde. Dit kanaal kwam in 1893 bijna geheel gereed en wordt vooral van Vreeswijk tot Amsterdam druk bevaren, al is het te bejammeren dat de rijnvaart voor die hoofdstad weinig of niet verlevendigd wordt; in Rotterdam concentreert zich dat verkeer en zelfs Antwerpen ziet driemaal meer rijnschepen aankomen dan Amsterdam, dat helaas te laat bespeurt hoe transiethandel een hoofdbron van verkeer en welvaart is geworden. De kosten van aanleg en onderhoud bedroegen in genoemd jaar nog 4% ton gouds.

Deze zijn echter gering in vergelijking met de geldelijke eischen van het Noordzee-kanaal; vooral de uitbreiding der sluis- en havenwerken te IJmuiden is eene kostbare zaak, welke een millioen uitgaven in 1893