Gij waart het, die helder haar belang inzaagt voor eene handeldrijvende, zeevarende en koloniseerende mogendheid; die der aardrijkskunde zoo juist haar plaats aanweest tusschen de wetenschap en de praktijk in; die het gewicht harer beoefening, naast die der taal- en volkenkunde van den Indischen Archipel, in het licht steldet en tot de oprichting van een leerstoel voor die wetenschap in de hoofdstad des Rijks krachtig medewerktet.

Gij hebt door Uwe veelzijdige kennis, Uwe nauwgezetheid en nauwkeurigheid, Uwe scherpzinnigheid bij het raadplegen der bronnen en de daarop uitgeoefende kritiek, de beoefening der aardrijkskunde van Ned.Indië in het juiste spoor kunnen brengen en voor dilettantisme behoeden; Gij hebt, ook op dat gebied, getuige de onderscheiding, U van zoovele buitenlandsche genootschappen te beurt gevallen, den getaanden roem

der Nederlanders hersteld.

En wanneer ik U dan, als voorzitter van het A. G. en als vertegenwoordiger der aardrijkskunde aan de Amsterdamsche Universiteit, den dank dier Vereeniging en van de aardrijkskundigen hier te lande heb overgebracht — dan zou ik daaraan zoo gaarne, als ik mag, nog een woord en een wensch willen toevoegen.

Dat woord is de uiting eener persoonlijk diepgevoelde erkentelijkheid en waardeering: te diep om hier verder openlijk te worden besproken. Die wensch lost zich op in een bede voor Uw heil: de bede om nog eenige jaren van leven en gezondheid of van leven en van arbeid, wat voor U hetzelfde is; om eenige jaren van werk kracht, zooals Gij die tot op den dag van heden hebt behouden; jaren van blijvende belangstelling voor alles, wat U tot dusver op Uw langen levensweg heeft geboeid; jaren zonder te zware gebreken des ouderdoms, of — mét de geestkracht om die te verdragen en door arbeid te verzachten!

God zegene U en de Uwen!

Nadat Prof. de Groot , namens het Koninklijk Instituut voor de Taal-, Land- en Volkenkunde, de Heeren Quarles van Ufford, Timmerman en Versteeg , als medeleden der Commissie uit het Bestuur van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap, en de laatste als een zijner oudste leerlingen, hem zeer kort — de jubilaris was zichtbaar vermoeid — hadden toegesproken, en de Heer de Stoppelaar hem de eerste aflevering der Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië, die Redactie en Uitgevers aan hem wenschten op te dragen, had overhandigd, nam de Heer Schmeltz nog het woord, om hem, uit naam van Prof. Bastian