aarding dier natuurmenschen, op welke de aanraking met onze beschaving alleen een noodlottigen invloed heeft kunnen uitoefenen. Ook hier is de arbeid der zendelingen voor een groot deel vruchteloos geweest of heeft hij zelfs ongunstig gewerkt. Voorwaar een bedroevend en ontmoedigend verschijnsel wanneer men bedenkt hoeveel toewijding en zelfverloochening bij dien zendingarbeid aan den dag gelegd worden.
In den vorigen jaargang (p. 305) werden eenige mededeelingen van Dr. A. Vollmer overgenomen betreffende de uitbreiding van het Engelsche gezag in de Stille Zuidzee en de ontwikkeling van het handelsverkeer aldaar. Daarna gaf dezelfde schrijver ') een overzicht van den toestand van Nieuw-Zeeland, die inderdaad zeer gunstig schijnt te zijn. Zoo bedroeg de waarde van het uitgevoerde bevroren vleesch in 1882 ruim 386,000 mark en in 1891 bijna 24,000,000 mark; het totaal bedrag van de uitgevoerde voortbrengselen uit het dierenrijk was toen omstreeks 34 mill. mark, zonder de wol te rekenen, waarvan de waarde nog 82 mill. mark bedroeg, te zamen dus 116 mill. mark (bijna 70 mill. gulden!)
Het aantal schapen steeg van 12 mill. in 1882 tot 18 mill. in 1892; dat der runderen bedraagt thans omstreeks 1 millioen. Interessant zijn ook Vollmer's mededeelingen over het coöperatie-systeem der arbeiders in Nieuw-Zeeland; het werk wordt rechtstreeks aan de arbeiders uitbesteed. Ook heeft de regeering kleine landbouw-kolonien (landwirthschaftliche Stellen) gesticht, waar 10 tot 20 arbeiders werk vinden, ten einde Tien aldus te bewegen zich op het platte land te vestigen en zoo een tegenwicht te vormen tegen de aantrekkingskracht der steden. Deze „arbeiterfreundliche" houding der koloniale regeering heeft gunstige gevolgen gehad; want tegenover den achteruitgang der overige Australische koloniën , in de laatste jaren, staat de welvaart op Nieuw-Zeeland2). De immigratie is dan ook in de laatste jaren zeer toegenomen, zoodat de bevolking in 1892 geschat werd op 681,475 zielen, waaronder 41,993 Maori's. Behalve den belangrijken vleesch-uitvoer, heeft N. Zeeland ook nog andere hulpbronnen, zooals goud, steenkool, hout, graan, leer, vlas,
1) PM. 1893, p. 245.
2) Deze gevolgtrekkingen blijven natuurlijk geheel voor Vollmer''s rekening; in de laatste jaren is er in de dagbladen op gewezen dat ook de koloniën in Nieuw Holland • een paradijs voor de socialisten" waren en werd juist daaraan de groote achteruitgang toegeschreven, die zich openbaarde zoodra de «vette jaren" eens door minder goede gevolgd werden. Het spreekt overigens van zelf dat eene «arbeiterfreundliche" houding der regeering op zich zelve altijd goedkeuring verdient. De vraag is alleen of daardoor onder alle omstandigheden economische moeielijkheden te voorkomen zijn.