weinig wordt gezegd en vooral, dat Sievers niet genoegzaam doet uitkomen welke vraagstukken hier nog op hunne oplossing wachten. De hydrographie van het Nahuel Huapi-meer en het gebied daaromheen was, toen Sievers zijn werk schreef, nog lang niet voldoende bekend; Sievers noemt het meer (p. 97 en 105), maar zegt er verder niets van, dan dat het 620 m. hoog ligt en dat de Limay er uit stroomt. Ook over den Bariloche-pas spreekt hij (p. 97) alsof die geheel bekend ware. De pas van Perez Rozales wordt door hem niet genoemd, evenmin als de Rio Frio, den geweldigen vulkaan Tronador, den Calbuco, het groote meer van Llanquihue, enz.
Toch worden daarover, zelfs in zoo gemakkelijk te verkrijgen tijdschriften als bijv. Petermann s Mittheilungen, genoegzame mededeelingen gevonden en behoeft men de Spaansche bronwerken niet eens na te gaan (o. a. de kaarten van Gormaz) om over de hoofdzaken ingelicht te worden.
Ik heb, wat het hier bedoelde gebied betreft, o. a. het oog op Martin's berichten daarover met daarbij behoorende kaart '), terwijl nu onlangs de resultaten gepubliceerd zijn geworden der reizen van Dr. J. Siemiradski in Patagonie in 1891 en '92 2) en van de boven reeds genoemde Duitsche reizigers StefFen en Stange 3). In het begin van 1893 trok Steffen van Puerto Montt langs de Boca de Reloncavf en de Rio Reloncavi', die er in uitloopt, naar de „Lago de Todos Los Santos" en vervolgens langs de Rio Puella naar den pas van Perez Rozales, die werd beklommen. Ten N. ervan ligt eene hoogvlakte met moerassig weiland, omstreeks 1300 m. boven den zeespiegel; hier bevindt zich de waterscheiding tusschen den Grooten en den Atlantischen Oceaan; naar het Z.W. stroomen de bronrivieren der Rio Puella, aan de Oostzijde liggen verschillende kleine meren, waarvan het water afstroomt naar het groote Nahuel Huapi-meer. In den pas van Perez Rozales ligt de waterscheiding op 1013 m.; zij is door de krachtige erosie aan de westzijde, naar het oosten verschoven. De pas (Boquete) heeft van W. naar O. eene lengte van omstreeks 14 km., welke afstand door Steffen in twee dagen werd afgelegd, daar het terrein zeer moeielijk is.
In oostelijke richting daalde de expeditie van Stange daarop af in het dal der Rio Frio, dat zij bereikte bij de Laguna Fria (753 in.), waardoor
1) -Der bewohnte Theil von Chile im Süden des Valdivia-Flusses. Von C. Martin. Mit T. 8. Pet. Mitt. 1880, p. 165.
2) Eine Forschungsreise in Patagonien. Mit Karte, T. 5. PM. 1893, p. 49.
3) Reiseskizzen aus den Cordilleren von Llanquihue. Von Dr. Hans Steffen. Mit Karte, T. 11. PM. 1894, p. 145.