dus de hoogste top van Noord-Amerika. (Vgl. evenwel Sapper's mededeeling in PM. 1894, 119 en D. Rundsch. f. G. u. S. XVII, p. 45).

Over de topographische en geologische opnemingen in Canada gedurende 1891, resp. onder leiding van E. Deville en A. R. C. Selwijn, wordt medegedeeld ') dat in het gebied van den Canada-Pacific spoorweg, in het Rotsgebergte, getrianguleerd werd, eene streek die tot dusverre nog niet was opgenomen, tusschen de Columbia-rivier en de Selkirk-Range. W. Ogilvie heeft weder een belangrijken tocht gedaan; van Fort Simpson, aan de Mackenzie, volgde hij in zuidelijke richting de Liard-rivier, daarna hare nog geheel onbekende rechter zijrivier de East Branch2), trok vervolgens 225 km. over land naar Fort St. John aan de Peacerivier, welke hij volgde tot de Slaven-rivier. Selwyn onderzocht de petroleum- en kolenmijnen in Alberta en het Kootenay-district. Ook elders werden opnemingen gedaan, o. a. die van het Winnipeg-meer, welke werd voltooid door J. B. Tyrell. Laatstgenoemde deed bovendien in 1893 eene reis door het gebied der zoogenaamde Barren Grounds, tusschen het Athabasca-meer en de Hudsons-baai, waar, voor zoover men weet, nog slechts eenmaal een Europeaan is doorgetrokken, nl. S. Hearne, die omstreeks 1770 van Fort Churchill naar de Kopermijn-rivier doordrong3). In Juni 1893 brak Tyrell, in gezelschap van zijn broeder en van zes Canadasche Indianen, op van Fort Chipewayan aan den zuidelijken oever van het Athabasca-meer, volgde de Black River, die van het Oosten in dat meer stroomt, tot het Black Lake en daarna, in noordelijke richting, eene in dat meer uitloopende rivier, welke door de jachtgronden der Athabasca-Indianen stroomt. Van het bronmeer dier rivier werd de boot over land naar een ander meer gesfeept en volgde men daarna eene nog onbekende rivier in noordelijke richting. Deze stroomt door de zoogenaamde Barren Grounds, eene woeste, boomlooze vlakte, nagenoeg zonder planten en dieren, die zich ten N. van het woudgebied uitstrekt tot aan de Hudsonsbaai. In het midden van Augustus bereikte men een groot meer, hetwelk door Tyrell herkend werd

1) PM. 1892, p. 295; Ann. Rep. ol the Dep. of the Interior for 1891; Geographical Journal, March. 1894; vgl. het vorige overzicht, 1892, p. 991.

2) In het bericht in PM. 1892, p. 295 staat dat hij de East Branch der Nelson-river volgde, maar dat schijnt eene vergissing te zijn, tenzij de bovenloop der Liard-river dien naam mocht dragen. De Nelson-river stroomt veel oostelijker, uit het Winnipegmeer naar de Hadsons-baai. Vgl. bl. 78 in Stieler's Handatlas, waar de Liard-river en de East Branch grootendeels gestippeld zijn geteekend.

3) PM. 1893, p. 224; 1894, p. 71. Vgl. daarbij bl. 78 in Stieler's Handatlas.