werk van populair-wetenschappelijken aard dient men daaromtrent een zorgvuldig gekozen standpunt in te nemen.

Alles bijeen genomen heb ik in de beide genoemde besprekingen geen reden kunnen vinden tot eene latere wijziging mijner meening over Sievers' werk. Integendeel, hoe meer ik er over heb nagedacht des te meer is het mij voorgekomen , dat zulk een werk aan den vakman te weinig, aan den leek te veel en aan beiden dikwijls niet het rechte geeft. Bedenkt men verder welk eene overweldigende massa bouwstoffen verwerkt moeten worden, zelfs voor de beschrijving van een enkel land — laat staan dan van een werelddeel — dan staat men versteld van den ondernemingsgeest van Prof. Sievers, die nu reeds in zoo korten tijd zijn derde werk over de werelddeelen buiten Europa heeft gepubliceerd. Men zegge niet dat aan eene populair-wetenschappelijke beschrijving niet zoo uitgebreide en grondige studiën behoeven vooraf te gaan als aan een streng wetenschappelijk werk. Naar mijne overtuiging is dat eene onjuiste meening; alleen hij, die de stof volkomen beheerscht, weet de juiste keuze te doen en het juiste standpunt in te nemen voor eene meer populaire beschrijving. Vandaar dan ook dat zoo vele van die zoogenaamd populaire werken weinig innerlijke waarde hebben en weinig betrouwbaar zijn. Dat blijkt ook weer hier: zoodra een zoo grondig kenner van Zuid-Amerika, als Polakowsky is, zich de moeite geeft van een der hoofdstukken van het werk, over een onderwerp waarin hij zelf goed thuis is, eens na te gaan vindt hij dat het „helaas, zeer vluchtig geschreven is." Die opmerking, welke gestaafd wordt met bewijzen, is van meer beteekenis dan de algemeenheden — zonder bewijzen — waartoe Polakowsky zich bepaalt als hij spreekt over de andere hoofdstukken ').

1) De oordeelvellingen over Reclus' werk, wanneer men die nauwkeurig leest, zijn zoovele bevestigingen van hetgeen ik boven zeide. Men zie o. a. weer Kirchhoff's meening over Reclus' beschrijving van Zuid-Amerika. (PML. 1894, n°. 514). Met alle waardeering van zijne buitengewone begaafdheden (Kirchhoff spreekt terecht van onvermoeide vlijt, uitmuntende organisatie van het werk en geniaal «Gestaltungstalent"), moet zelfs zijn grootste bewonderaar toch erkennen dat hij hier en daar wonderlijke fouten maakt, dat hij bronnen van zeer verschillend gehalte bezigt en vele van de beste en nieuwste werken hem onbekend zijn gebleven, dat zijne mededeelingen soms zeer vluchtig zijn en eindelijk — het is weer Kirchhoff die spreekt —: »dass er sich nicht in tiefere Auseinandersetzungen über den innerlichen Zusammenhang der Dinge einlasst". Men legge zich eens de vraag voor of men, bijv. voor de bestudeering van Nederlandsch Jndië, bij voorkeur Reclus'' beschrijving zou verkiezen? of men, om nu eens eene recht nauwkeurige en betrouwbare opgave omtrent een of ander minder bekend onderwerp te verkrijgen, in de eerste plaats naar zijn werk zou grijpen?

_