Blz. 525, r. 1 v. b. „Zou verbeuren".

Naar men zegt is in vroeger jaren van Regeeringswege eene poging gedaan om de Javanen (de proef werd genomen in Tegal) te bewegen de padi met den sikkel te maaien, waarbij dan het stroo voor rekening van de Regeering zou worden opgekocht; doch de bevolking was er niet toe over te halen. Het door haar aangevoerde bezwaar was het moeilijke transport van het stroo, dat anders te velde verbrand wordt.

Ib. r. 3 v. b. „Van stroo gevlochten".

Voorzoover mij bekend, worden de toedoengs algemeen gevlochten van bamboe, soms ook wel gemaakt van nipah-bladeren of van de schutbladeren der bamboe (djloempring), doch niet van stroo. Bovendien, vele vrouwen zijn ook bij het padisnijden blootshoofds.

Ib. r. 10 v. b. „Het loon" enz.

Het snijloon bedraagt in naam % of V6, doch in werkelijkheid meestal veel meer, daar de snijders altijd de zwaarste aren voor zich uitzoeken en deze dadelijk in de hand van de andere scheiden. De bawon-potjongs ') wegen dientengevolge soms tweemaal zooveel als de andere (pasrahan of sasrahan) en het snijloon blijkt, bij weging, dikwijls bijna V3 van den oogst te bedragen.

Blz. 534, r. 15 v. b. „Tuinerwten".

Erwten noemt men gewoonlijk ertjis (ook wel polong), de veel meer door inlanders gekweekte peultjes noemt men (althans in de omstreken van Dieng) kapri. Sla- of princessen-boonzn noemt men algemeen boontjis, snijboonen, die zeldzamer voorkomen, bëngoek. In het hoog gebergte wordt ook een soort van tuinboonen (roomsche boonen), of wel paardeboonen, door inlanders gekweekt, die bij Diëng „katjang babi", op Tengger „eereboon"2) of „boereboon" genoemd worden, ook wel „ontjèt".

Ib. r. 4 v. o. „De Javanen".

Hierbij teekent de Regent van Brebes aan dat „katjang tanah eene katjangsoort is die knollen voortbrengt". De juiste omschrijving van deze katjangsoort (Arachis hypogaea) had de Regent van Brebes iets hooger op dezelfde bladzijde kunnen vinden. Knollen brengt deze plant niet voort, doch de vruchten ontwikkelen zich onder de aarde. 535 1 r. 11 v. b. „Toegeschreven". Hierachter in te lasschen:

„welke evenwel verdwijnen door uitloogen van de in schijven gesneden knollen in stroomend water".

1) D. i. de voor bawon (snijloon) afgezonderde potjongs. P. J. V.

2) Men erkent hierin gemakkelijk het Nederlandsche heerenboon. P. J. V.