Blz. 159, r. 1 v. b. „eene kolossale bamboessoort".

Deze is algemeen bekend onder den naam van bamboe petoeng; de geledingen daarvan bevatten veelal water, waarin soms op garnalen gelijkende insecten leven. Enkele malen vond ik in de geledingen een parelkleurig kristal, waarschijnlijk kiezelzuur.

Ib. r. 19 v. b. „rotan-soorten".

De Javaan noemt alle rotan-soorten pëndjalin Ng., pendjatos Kr., en onderscheidt ze in pëndjalin warak (de grofste), pëndjalin lëgi (manis Kr.), etc.

Ib. r. 13 en 14 v. o. Omtrent de soka's geeft de Regent van Brëbës eene aanteekening, die dringend verbetering behoeft. In de eerste plaats zijn er veel meer dan 2 soorten van soka's, vide Miquel, Filet etc.

Wat de Regent bedoelt met „Chineesche soka" is de Pavetta-heester, die algemeen in de Indische tuinen wordt aangekweekt en wel in 4 variëteiten: met roode, rose, donker gele en witte bloemen.

Niet alleen deze zijn heesters, doch alle andere Pavetta's (Filet noemt er niet minder dan 19) op één na. De Jav. soka, waarvan de Regent spreekt, is een leguminosa , behoorende tot het geslacht Saraca, vermoedelijk Saraca Indica, die als schaduw- en sier-boom wordt geplant. Deze boom heeft een geheel anderen habitus dan de meeste leden zijner orde; het is een breed vertakte boom met donkergroene bladeren en bloemen, welke eenige overeenkomst hebben met die der donkergele pavetta's en sterk naar muskus rieken. Vandaar de naam soka dèdès (dèdès = muskus).

Blz. 161, r. 19 v. b. „Simpoengan" lees: „Sëmboengan".

Ib. r. 16 v. o. „tabak wordt geteeld, die voor de beste van Java wordt gehouden".

Deze tabak dient uitsluitend voor de inlandsche markt. Zij wordt meer op de buitenhellingen van het Diëng-gebergte in de afdeeling Bandjar-Negara en Ledok geteeld. Nog beter dan deze moet echter die uit de hoogere streken van Kedoe zijn.

Ib. r. 15 v. o. „Het karakter der vegetatie" enz.

Over 't geheel kan men de derde zone de rijkste aan bloemen noemen. Dit valt eiken reiziger onmiddellijk in 't oog, evenzeer als de doodelijke stilte door het gemis van cicaden en het gebrek aan vogels of ander wild gedierte.

Blz. 163, r. 2 v. b. „In West-Java komen deze boomen (de tjemaraboomen) niet voor". Er moest zijn bijgevoegd: behalve hier en daar, waar ze aangeplant zijn (tjemara-laoet) langs wegen, op erven en vooral