tatie, bestaande uit den rijksbestierder en twee rijksgrooten (boepati najaka) en door eene njai toemenggoeng (hooge vrouwelijke hofbeambte) binnengeleid, heeft te kennen gegeven de bloem te willen ontvangen. Daarop wordt deze statig naar binnen gevoerd en, in tegenwoordigheid van alle prinsen van den bloede en alle hofgrooten, mitsgaders de hoogere en lagere beambten, aangeboden aan den vorst, die, gezeten vóór het vrouwenvertrek (prabajeksS) en omgeven door zijne vrouwen en vrouwelijke verwanten, haar plechtig in ontvangst neemt uit de handen van den kliwon, die de bloem heeft gehaald en die door den rijksbestierder wordt voorgebracht.

Blz. 61, r. 8 en 7 v. o. „Het meer van Grati, beroemd door zijne krokodillen".

De geachte schrijver denkt hier waarschijnlijk aan de door den heer Knebel medegedeelde krokodillen-legende. Tegenwoordig echter zijn in het meer van Grati geene krokodillen ').

Blz. 67, r. 18 v. b. „Boeda Lemboe" lees: „Poendak Lemboe" =:

Poendak Sapi = runder-schoft2).

Blz. 99, r. 11 en 10 v. o. „Radjakwèsi" 3) en „Andjosmoro" lees: „Ra-

djëgwësi" en „Andjasmara".

Blz. 131, r. 17 en 15 v. o. „Alleen aan den linkeroever der Tji-Donan, „tegenover het eiland Noesa-Kambangan, schijnt nog eenig werk van „de inzameling (van stofgoud) gemaakt te worden".

Stofgoud-inzameling aan de Donan heeft tegenwoordig niet meer plaats. Blz- 135» r- 7 v. o. In de toelichting door prof. V. in deel VII, N°. 1 van het Tijdschrift van het Aardr. Gen. gegeven op de aanteekeningen van den Regent van Brebës (in Bijblad N°. 9, behoorende bij deel VI van dit tijdschrift) zegt Z.HoogGel., sprekende van de benamingen der op Java groeiende rhizophoren:

„De naam tandjang, waarop de Regent van Brebes geen aanmer„king maakt, schijnt vooral in Oost-Java t'huis te behooren".

1) loch blijft het waar dat het meer van Grati zekere beroemdheid aan zijne krokodillen dankt. Ik heb de daaromtrent loopende verhalen, Dl. III, bl. 1023 v., uitvoerig medegedeeld, de schrijvers opgegeven die er gewag van maken, en ook vermeld dat zij in de laatste jaren niet meer gezien zijn. p. J. v.

2) Deze verbetering is reeds aangewezen, Dl. III, bl. 1014. De wanspelling Boedak lemboe is, evenals vele andere van dien aard, afkomstig van Junghuhn, die gelijk vele zijner landgenooten, benp, dent, niet van elkander onderscheiden kon. P. J. V.

3) De wanspelling Radjakwèsi, die ook reeds bl. 37 r. 16 v. o. voorkwam, is aangewezen in de Verbeteringen op Dl. I, achter het Register, bl. 67. P. J. V.

60