Blz. 43, r. 12 v. o. „voor een groot gedeelte droog loopt"; juister „bijna droog", want tusschen de dorpen blijft altijd water.
Ib. r. 7 v. o. „vier dorpen, Kajoe Mati, Moeara-Toewa, Oedjong Alang en Penitang".
Er zijn veel meer dan 4 dorpen, of liever buurtschappen, want te • zamen zijn deze verdeeld in 3 tot Banjoemas (n.1. Oedjoengalang, Panikël en Oedjoenggagak), en 1 tot de Preanger (n.1. Madjingklak) behoorende gemeenten.
De op palen gebouwde dorpen, welker ruime woningen door eveneens op palen gebouwde bamboe-straten verbonden zijn, heeten: Moetean (Oedjoengalang), Paniten, Klatjès, Maradoewa (of Moearadoewa), Karanganjar, Oedjoenggagak, Boegel en Panikel, benevens het tot de Preanger behoorende Madjingklak.
Ib. r. 5 v. o. „en zijn omringd door groote hoopen van weggeworpen „schelpen van zeker weekdier, de simping, welks verbazend sterke aan„was niet minder dan het slib der rivieren, die zich in deze zee stor„ten en de rhizophora-wouden, die alle vaste deelen in hunne dooreen,,gewarde wortels vasthouden, bijdraagt om de toenemende verslijking „der Segara te bevorderen".
Het aandeel, dat in deze beschrijving wordt toegekend aan de simping in de toenemende verslijking der Kindèrzee, schijnt mij, op grond van eigen waarneming en mededeelingen van de inlandsche hoofden en andere deskundigen, zeer overdreven.
Ook banken van levende simpings, zooals op blz. 44, r. 7 v. b. worden genoemd, heb ik in de Kinderzee niet kunnen vinden. De simpings komen verspreid in den modder voor.
Het voortdurend ondieper worden van de Segara Anakan moet, naar het oordeel van hen die ter plaatse goed bekend zijn, hoofdzakelijk worden toegeschreven aan de afzetting van slib uit de Tji Tandoei en andere daarin uitkomende rivieren, terwijl bij het inkrimpen der grenzen ook de rhizophoren eene belangrijke rol spelen (vide aant. op blz 135 > r- 7 v. o.).
Blz. 44, r. 2 v. b. „Het bestaan der bewoners van de gemelde dorpen „is schier geheel van de simping afhankelijk".
Dit is minder juist. De bewoners van de Segara Anakan leven hoofdzakelijk van de vischvangst en de bereiding van droge visch en trasi. Vandaar dat hunne woningen, met al wat zich daarin bevindt, voortdurend van eene ondragelijke visch- en trasi-lucht doortrokken zijn. Wat men daar eet en drinkt, alles smaakt naar visch. De visscherij wordt