meters hooger dan de rivier, zoodat het reeds „a priori" onwaarschijnlijk is, dat deze daarin klei zoude afgezet hebben. In het dal ziet men tevens eenige plassen, die ook op de Topografische kaart zijn aangegeven en waarvan het verband met rivierklei geheel raadselachtig is, totdat men daarnaast turfhoopen ontdekt. Nu is de staat van zaken op eens klaar, de zoogenaamde rivier k/ei is moeras veen, dat ten deele is weggegraven, waardoor de plassen ontstaan zijn.
„Last not least" geeft de kaart tusschen de veengeul en het Niersdal eene breede strook Grinddiluvium aan, een plateau vormende, dat zij ter hoogte van Geldern doet eindigen. Met het samenhangende plateau is dit werkelijk het geval; echter treden in dezelfde richting nog een drietal grindheuvels op, die als de voortzetting daarvan kunnen beschouwd worden en ook op mijn kaartje in navolging van de Topografische kaart zijn weergegeven. De eerste draagt aan zijne oosthelling het gehucht Lülling en wordt door het Nierskanaal, dat eene natuurlijke laagte volgt, van den tweeden gescheiden, met het dorp Twisteden op zijne oosthelling. Aan de andere zijde van een dergelijk dal ligt de derde en grootste met het dorp Wemb op de zuid-oosthelling; eerst hier begint de groote vlakte Zanddiluvium.
Het ontstaan dezer heuvels wordt nu op dezelfde wijze verklaard als overal elders. Toen de Maas hooger vloeide, deed zulks ook de Niers, die evenzoo haar dal langzamerhand uitschuurde. Ook zij vormde eene delta met ten minste 4 takken, — die gaandeweg verarmde, zoodat alleen de laagste uitmonding in de Maas overbleef en van de drie hoogere slechts de droge dalen te zien zijn. Het middelste werd later weder kunstmatig in gebruik gesteld om aan de langzaam stroomende Niers eenen korteren afloop naar de Maas te geven, door middel van het Geldernscheof Nierskanaal, dat op Nederlandsch gebied, dus op eene zeer geringe lengte, niet minder dan 10 M. verval heeft. Neemt men nu voor de gemiddelde breedte der heuvels aan 3 K.M. en voor hunne gezamenlijke lengte 12,5 K.M., dan volgt daaruit, dat eene oppervlakte van 40 K.M2. hooggelegen Grinddiluvium over het hoofd is gezien l).
1) Later is mij gebleken, dat deze fout reeds op het blad Geldern der oudere Geologische kaart der Rijnprovincie, van Von Dechen, voorkomt en van haar op onze Geologische kaart is overgenomen. Tevens moet niet uit het oog verloren worden, dat Staring de kaart indertijd vervaardigd heeft nagenoeg zonder geldelijke ondersteuning
van wege de regeering en dat deze dus veeleer de verantwoordelijkheid draagt van het onvolkomene werk.