Bij nader onderzoek blijkt, dat zij in eene geul gelegen zijn, die reeds bij Venloo in het oog valt. De stad ligt juist in den hoek tusschen de Maas en deze geul, wat allicht aanleiding heeft gegeven tot de vestiging op dit punt en de verdediging gemakkelijker maakte. Later heeft zij zich ook in de geul zelve uitgebreid, waarin o. a. het station is gebouwd en de spoorweg naar Straelen aanvankelijk loopt. Behalve deze bevat de geul nog een tweetal onvoltooide kanalen ter verbinding van Maas en Rijn. Het eerste, van zeer bescheidene afmetingen, is de Fossa Eugeniana, gedoopt ter eere der Aartshertogin Isabella Clara Eugenia en werd in 1627 op twee punten tegelijk gegraven. Het eerste zuidelijke stuk, ook op het kaartje aangegeven, ligt vlak bij de stad; het noordelijke bevindt zich eenige kilometers verder en snijdt diep in het grindplateau in tot voorbij Wahlbeck.

Het tweede, eenigszins breedere kanaal, is het Noorderkanaal, dat onder Napoleon begonnen en meer afgewerkt werd, het buigt spoediger oostwaarts om en snijdt eveneens in het plateau in.

Dicht hierbij, aan den straatweg naar Straelen, is de geul zeer gemakkelijk te herkennen, daar zij in het midden zelfs open water, waarnaast hooi- en weilanden, bevat'. Hetzelfde is het geval met het „Straelen-Schuitwater", dat geheel met riet en biezen is toegegroeid; minder van hier tot aan het Nierskanaal. Aan gene zijde daarvan valt de geul wederom beter in het oog, aan den zandweg van Roode-Beek naar Twisteden, doordat zij daar zeer smal is, en bij de Well'scheHut, aan het grindplateau, door eene reeks plassen.

Aan de oostzijde wordt de geul, meer of minder rechtstreeks, begrensd door het grindplateau, dat Niers en Maas van elkander scheidt; aan de westzijde, door eenen flauwen, doch duidelijk herkenbaren, rug met een aantal zandstuivingen, het gevolg van den wederzijds verlaagden grondwaterstand. Bij het maken der Geologische kaart werden zij opgemerkt, maar ten onrechte vereenzelvigd met eenige andere heuvels bij Arcen, die slechts stukken zijn van het vroeger samenhangende plateau en door de erosie gespaard werden.

In het voorbijgaan mogen een paar andere fouten vermeld worden, die het gevolg zijn van de zelfde oorzaak — onvoldoende opname in-loco —. In vele dalen toch heeft rivier of beek klei afgezet, waarop later weiof hooilanden zijn aangelegd, maar natuurlijk volgt daaruit volstrekt nog niet, dat alle weiland zich op klei bevindt. Zoo ook in het dal der beek, die zich bij Heukelom met eenen steilen en snellen benedenloop in de Maas stort (verg. bladz. 892). Boven dezen benedenloop vloeit zij eenige