De eerste, die het gemakkelijkst te vervolgen is, wordt scherp uitgedrukt (geaccentueerd) door een drietal groote vennen: „Hoort", „Ringselven'' en een derde, bij het landgoed „Beauchamp", dat door de ZuidWillemsvaart gekruist wordt, tusschen de K. M. palen 51 en 52. Hieruit komt een afwateringsbeekje, dat uitloopt in een vierde ven, de „KalverPeel" en daardoor in de ,,Jungerooische-Beek'' afwatert. Op den linkerof oostoever dezer geul staat de boerderij „Het Heihuis' . Stroomopwaarts, boven het ven „Hoort" is de geul nog waar te nemen door de kruising van den straatweg Hamont-Bocholt, maar verliest zich daarna in W. en Z. W. richting. Over het geheel ligt de geheele westrand hooger, zooals ook blijkt uit de stroomrichting van eenige beken, als de „Loozer-Beek, Riet-Beek, Weert-Beek en Molen-Beek".
De tweede geul begint evenzeer onmerkbaar in de vlakke heide, is geaccentueerd in een ven, het „Wijfelter-Broek ' en vereenigt zich met de eerste; op haren oost- of linkeroever staat de boerderij „Pastoorshuis". In deze geul zijn nog de meeste overblijfselen der vroegere veenbedekking; zij wordt overlangs gesneden door het Belgische afwateringskanaal of Emissaire, dat tevens de rechtstreeksche voortzetting is der LoozerBeek en beneden Maeseyck in de Maas uitloopt.
Zeer duidelijk worden beide geulen aangeduid door het (kunstmatige) beloop der Weert- of Boshoven-Beek, die ze tusschen dijkjes kruist.
Voor de westelijke en na de oostelijke geul, evenals tusschen de beide geulen vloeit dit beekje daarentegen op de gewone wijze tusschen hoogere oevers.
Op geringen afstand ten Z. O. van dit beekje treedt eene reeks van vennen op, die zeer waarschijnlijk vroeger met hoogveen gevuld zijn geweest en zoo de Weerter- met de Astensche-Peel hebben verbonden. Het eerste is de „Moezel-Peel", die nagenoeg met riet en biezen is toegegroeid en dus weder tot den veen-toestand zoude terugkeeren, als de mensch het niet verhinderde. Daarop volgt, naar hetO.N. O., dicht aan den spoorweg een tweede, naamlooze plas, volgens een derde, de „BoevenderPeel"; een vierde, het „Sars-Ven" en een vijfde „De Baanen". Na een paar kleinere en smallere komt men dan aan eene moerassige laagte „De Zoom", die reeds deel uitmaakt van de Astensche-Peel. Al deze vennen liggen te samen in eene geul, die men van den spoortrein uit gemakkelijk kan waarnemen.
Op geringen afstand Z. O. van deze vennenreeks bevindt zich eene tweede, kortere, beginnende met de „K.alver-Peel ; daarop volgen het „Heeren-Ven", de Dijker-Peel", eenige kleinere naamlooze plassen en de