zij dikker en vertoont dan de gewone wortelstronken en stukken hout en schors, o. a. van berken.

Van het zuidelijke gedeelte of „Staartjes-Peel" zet zich de linkeroever voort naar het volgende hoogveen, terwijl de rechteroever verdwijnt onder zeer hooge zandstuivingen, de „Ullingensche-Bergen", die deze Peel van de volgende scheiden. Dergelijke zandstuivingen bewerkten trouwens reeds eene onvolledige deeling van ons hoogveen door middel van eenen uitlooper of „staart", langs welke inen nog overblijfselen van de oude veenlaag aantreft, tot eene dikte van 1,5 M. en soms bestaande uit afwisselende lagen veen en zand.

Dat de veengeul als geheel niet zeer diep is, moge blijken uit de volgende cijfers, langs den spoorweg Bokstel—Wezel: waterscheiding AaRaam bij de Keizersherberg 21,35 M., laagste punt, bij het Pannenhuis en de veengrens 16,45 M., *en W. Z. W. van Mil 17,20 M. Aan het zuideinde vindt rnen voor oost- en westoever 21,9 M., voor het midden 20,3, zoodat hier dus de geul iets dieper is.

Het noordeinde van het tweede of middelste hoogveen de „St. AntonisPeel", ligt zeer duidelijk iets lager dan de aangrenzende heide, wat aan den grindweg van Oploo naar Gemert onmiddelijk in het oog valt. Deze geul zet zich rechtstreeks voort in het dal der beek van St. Antonis (een dorp), die zich na eene ombuiging met de Lage-Raam, langs St. Hubert, vereenigt. De Lopeelsche-Loop of Oeffeltsche-Beek, die bij Gennep in de Maas uitloopt, dient mede ter afwatering, doch is niet de voortzetting eener hoogveengeul. ^

Ook aan het zuideinde is eene ligging van dit hoogveen ijl eene geul tusschen hoogere oevers zeer duidelijk, in het midden daarentegen, bij de boerderij „Hazenhut" is alleen de rechteroever aanwezig.

Het is hier, dat de waterscheiding de Peel in schuine richting doorsnijdt, zoodat dus het zuidelijke gedeelte, in tegenstelling met het noordelijke, hoofdzakelijk in westelijke richting afwatert, zooals ook het kaartje doet zien. Het was mij niet mogelijk deze waterscheiding verder noordelijk door te trekken, daar de Waterstaatskaart geene aangeeft tusschen Hooge- en Lage-Raam, hoe belangrijk zij ook in geologisch opzicht moge zijn.

In het middelste gedeelte dezer Peel is dus eene bepaalde geul niet te herkennen; toch zijn er voldoende bewijzen voor de uitschurende werking van het water in een aantal langwerpige laagten, die kronkelen, meermalen in elkanders verlengde liggen en zonder gevaar als brokstukken