binding met de Maas door de Eendracht, die waarschijnlijk nog in historischen tijd bestond, op den achtergrond en slibde toe. De vraag, wat de Schelde heeft gedaan om van het Sambre-stadium tot het Eendracht-stadium te geraken is voor België ten deele opgelost door de verhandeling des heeren v. O., voor ons land evenwel nog niet. Zij zal tot op zekere hoogte ter sprake worden gebracht in het tweede gedeelte van dit opstel, dat zich meer met de wijzigingen bezig houdt, die de Maas op onzen bodem heeft ondergaan.
In het voorbijgaan wil ik nog opmerkzaam maken op den zuidwestrand van het grindplateau der Belgische Kempen tusschen Hasselt, Bourg-Léopold, Maeseyck en Maastricht; hij is betrekkelijk steil, hoewel niet zoozeer als de oostrand langs de Maas, die zich gemakkelijk laat verklaren, en loopt vrij wel evenwijdig aan de h. k. k. van 30 en 40 M., tusschen Diest en Turnhout, zoodat het voor de hand ligt hem te beschouwen als een oude Schelde-oever, hetgeen een steun is voor de vernuftige hypothese van den Belgischen schrijver.
Zooals ik reeds een paar malen zeide, is het niet mogelijk het omzwaaien der Schelde te verklaren zonder eene rijzing van den bodem te veronderstellen, waardoor de uitmonding in de Maas telkens lager verplaatst werd, van de Sambre beginnende, daarna tot de Geer bij Maastricht overgaande, om met de Eendracht te eindigen. Telkens als de mond zich een eind verplaatst had, volgde de bovenloop om de ontstane bocht flauwer te maken.
Wanneer hebben deze veranderingen plaats gehad? M. i. in den loop van het Diluviale tijdvak en na de grootste uitbreiding van het Skandinaafsche Landijs. In het tweede gedeelte van dit opstel kom ik op deze tijdsbepaling terug, maar kan er thans reeds op wijzen, dat zij overeenstemt met eene, die door den heer Erens wordt verondersteld in zijne verhandeling ,,Z<? Courant Normano-Breton de /'Epoque Glaciaire" in de „Archives: du Musée Teyler" van 1892. Hij wijst daarin op het voorkomen van Maasdiluvium in den omtrek van Aken, op 170—180 M., en bij Galoppe (Reymerstok) op 200 M. -)- A. P., terwijl de tegenwoordige Maasspiegel te Maastricht gemiddeld op 43 M. -)-A.P. staat. Zelfs al veronderstellen wij eene belangrijke erosie der Maas, dan komen wij •er toch niet zonder eene opheffing van den bodem van ongeveer 100 M. aan te nemen, die moet hebben plaats gehad na het afzetten van het Diluvium aldaar, dus niet vroeger dan na het eerste gedeelte van het Diluviale tijdvak.