noodig. Later heeft de Lys zich meer oostwaarts omgebogen en in de richting der Moervaart en der Durme langs Lokeren naar de Schelde gevloeid, waardoor de groote uitspringende bocht der h. k. van 7 M. bij Sas van Gent gevormd werd. Eindelijk heeft zij hare monding in de Schelde nóg hooger stroomopwaarts verplaatst naar het punt, waar thans Gent ligt.
Misschien heeft de Schelde zelve ook bij Gent noordwaarts gevloeid en medegeholpen om de heuvels van Eecloo en van St. Nicolaas van elkander te scheiden.
Hoe kan nu echter eene rivier zoo opeens eene andere richting inslaan ; hoe kan de Lys opeens van Eecloo naar Gent omzwaaien ? M. i. is zulks ook niet opeens geschied en is er geene andere verklaring mogelijk dan door middel van eene delta met verschillende takken, zooals die van de Nijl of de Mississippi, aan alle lezers welbekend. Nu eens is de ééne tak van meer belang, dan eens de andere en er is geene enkele reden om aan te nemen, dat zulks in vroegere tijden niet evenzoo is geweest.
Stellen wij ons eenen waterstand boven 7 M. voor, dan kan het Lyswater bij eene overstrooming (in den winter bijv.) zoowel langs Schipdonk als langs Moervaart vloeien. Was de waterstand boven 10 M. dan vloeide het met evenveel gemak naar (de plaats van het tegenwoordige) Gent en dus behoeven wij in gedachten niet zoover in den tijd terug te gaan, om ons voor te stellen, hoe er bij winteroverstrooming der Lys eene watervlakte (met meer of minder eilanden) was tusschen Eecloo en Gent, waarvan zich het water bij het vallen in een drietal armen terugtrok. Naarmate nu de Lys hare bedding dieper uitschuurde, ging eerst de tak der Schipdonk te niet, daarna die der Moervaart en bleef alleen de rechtstreeksche verbinding met de Schelde over, die gaandeweg dieper kwam te liggen. Wij hebben hier slechts van de 'drie voornaamste takken gewag gemaakt, waarschijnlijk waren er meer, benevens dwarsverbindingen, die grootere en kleinere eilanden, de tegenwoordige heuvels, omgaven.
Keeren wij thans naar de Schelde boven Antwerpen terug! De hoogtekromme van 7 M. beschrijft hier eene bocht, die vrij wel aan de tegenwoordige rivier evenwijdig loopt. Die van 10 M. buigt wel verder landwaarts in, maar levert toch nog geen bezwaar op om als vroegere rivieroever beschouwd te worden. Die van 15 M. heeft daarentegen een meer afwijkend beloop; zoowel bij Dendermonde als bij Lillo aarzelen wij niet ze met de Schelde in verband te brengen, maar hoe is het daar-