NIEUWE UITGAYEN.
Proeve eener geologische karteering der omstreken van Deventer, door Dr. J. L. C. Schroeder van der Kolk. Meded. omtrent de geologie van Nederl., verz. door de Comm. v. h. geol. onderzoek, n°. 17. Verh. der Kon. Akad. v. Wetensch. te Amsterd. (Tweede Sectie). Dl. III, n°. 14. Met een kaart en plaat. Amsterdam. Joh. 'Müller. 1894.
De schrijver heeft zich ten doel gesteld, een beeld te geven eener sectie, met bijbehoorende verklaring, van onze toekomstige geologische kaart. Het door hem ingestelde onderzoek moet — overeenkomstig den wensch der commissie voor het geologisch onderzoek — tevens dienen als eene nieuwe proeve van karteering, ■nat betreft de berekening van tijd en kosten, ter voorbereiding van eene nieuwe geologische kaart van Nederland. Dit laatste doel is echter niet bereikt, in zooverre het hier geleverde werk, om verschillende redenen, niet als maatstaf voor den tijd en de kosten beschouwd kan worden. Er blijkt intusschen uit het bovenstaande dat het denkbeeld om eene nieuwe geologische kaart van ons land te verkrijgen voortdurend de aandacht der geologische commissie bezig houdt. Moge de voorbereiding spoedig zoo ver gevorderd zijn dat de Regeering deze zoo gewichtige zaak eens met ernst onderhanden kan nemen. T.
Beknopt leerboek der aardrijkskunde, door D. Aitton. 3de druk. Groningen, P. Noordhoff, 1894. Pr. /130.
Reeds meermalen hebben wij, in dit tijdschrift, de aandacht gevestigd op de school-nitgaven van den heer Aitton. Zijne werkjes onderscheiden zich door de talrijke grafische voorstellingen, de uittreksels uit grootere werken en reisbeschrijvingen en door de tusschen den tekst geplaatste vragen, welke moeten dienen om den leerling, bij zijne voorbereiding, te noodzaken den atlas te gebruiken en hem te oefenen in het raadplegen van kaarten.
Ook geeft de schrijver, bij de behandeling der werelddeelen, beknopte overzichten en tnededeelingen betreffende de ontwikkelingsgeschiedenis. De beide eerste hoofdstukken bevatten enkele hoofdzaken uit de wis- en natuurkundige aardrijkskunde; in de vijf andere worden de werelddeelen achtereenvolgens behandeld.
Natuurlijk kan de recensent — het werk werd ons door den uitgever ter recensie gezonden — nu weer zijne persoonlijke opvattingen gaan stellen naast of tegenover die van den schrijver. De graphische voorstellingen en de schetsen, ontleend aan meer uitvoerige werken, zijn ongetwijfeld zeer nuttig en wekken de belang, stelling van den leerling; de vragen noodzaken hem tot eigen werkzaamheid. De talrijke historische opmerkingen, de opgaven der voornaamste wegen, de beschouwingen over gebruik van den bodem en dichtheid van bevolking in de landen van Europa, de dikwijls tamelijk uitvoerige kustbeschrijvingen (o. a. bij Frankrijk)