door een, nog nimmer door een Europeaan betreden gebied. De gids, een BeketauDajak, Lou genaamd, was uitstekend; «hij droeg een eenvoudig costuum, looden oordringen en knoppen, boven in het oor, van doorgezaagde wilde zwijnstanden, voorts -/een gawas (lendedoek, die tusschen de beenen wordt doorgetrokken J, een zitmatje «daaraan, een soempit (blaasroer) en koker waarin vergiftigde pijlen, een voorraad «ongeprepareerde pijltjes, pijlgif, een mesje om de pijl gereed te maken, alsmede een «bamboekokertje met rookgereedschap en tabak; meer niet. Ik kocht hem zijn geheele «garderobe af, waarvan hij zich onvervaard ontdeed".
Prof. Molengraaf? heeft reeds ±200 photographieën gemaakt, meest alle landschappen, voor het meerendeel uit eene terra incognita; zijne verzameling omvat nu 2000 gesteenten, etc.
Zijn voornemen was, met Dr. Nieuwenhuis, naar Penanei te gaan J) en zelfs naar Koetei door te trekken, tenzij dat laatste hun eene roekeloosheid zou toeschijnen. "Wij //hebben niet veel hoop te kunnen doortrekken, maar wel den vasten wil het zoo moegelijk te beproeven". Moge hun ook dat gelukken, na alles wat reeds door hen verricht werd, en aldus de kroon gezet worden op de tot dusverre verkregene belangrijke resultaten.
De heer Büttikofer schrijft dat het verblijf in het Liang-Koeboeng-gebergte hem in zeker opzicht ten zeerste heeft teleurgesteld, doordat hem nu stellig gebleken is, dat er geen sprake kan zijn van eene hoogte van 1832 m. //zooals deze op de provisorische kaart is aangegeven", maar dat deze opgave waarschijnlijk op eene schrijffout berust en in plaats daarvan 1332 m. zal moeten staan, eene hoogte die niet belangrijk genoeg is om er 'nieuwe, verder beneden ook niet voorkomende diervormen te durven verwachten. Desniettemin was de buit niet alleen vrij groot, maar ook tevens interessant, omdat er op een terrein onderzocht werd, dat tot nog toe zoölogisch ten eenenmale onbekend was.
De fauna in de omstreken van Nanga Raoen bleek tot de algemeene fauna van het groote bekken der Midden-Kapoeas te behooren en leverde aan belangrijke vormen slechts geringe resultaten.
De heer Büttikofer is — blijkens een schrijven, door hem uit Singapore, dd. 3 Aug. 1894, aan den Directeur van 'sllijks Museum van Natuurlijke historie te Leiden gezonden — van 10 Juni tot 10 Juli aan de Sibau-rivier geweest, met hoofdkwartier te Poelau, en heeft een veertiendaagschen tocht stroomopwaarts gedaan tot in het bronnengebied aan de grens der binnenlanden van Sera wak. Overal vindt men daar de fauna van het groote gebied der Boven Kapoeas. De Sibau is een wilde, onstuimige rivier en de vaart, zoowel op- als afwaarts, was buitengewoon vermoeiend en rijk aan kritieke en opwindende momenten; er werden niet minder dan 128 stroomversnellingen gepasseerd en die reis, die stroomopwaarts acht dagen duurde, werd stroomafwaarts in slechts twee dagen gedaan «waarbij wij soms met de snelheid van een train éclair de rotsachtige oevers langs vlogen".
Medio September dacht de heer Büttikofer in Leiden terug te zijn.
L) Volgens later ontvangen telegraphisch bericht zijn beide reizigers daar in welstand aangekomen.