Over de cultuurgewassen in de bereisde gedeelten werd reeds een en ander medegedeeld. Zij komen nader ter sprake, wanneer wij thans, na het bespreken der physische toestanden, evenals bij Duitsch NieuwGuinea, de exploitatie van hun gebied door de Engelschen nagaan.
b. De exploitatie van Britsch Nieuw-Guinea.
Voordeel heeft Britsch Nieuw-Guinea tot dusver noch voor het moederland, noch voor het naburige Queensland opgeleverd.
Als Dr. Finsch, de grondige kenner van Nieuw-Guinea, bij t bespreken van Langhans' Atlas (Mitteil. 1893, p. 268) de Duitsche kolonie ver boven de Engelsche stelt, en wel op grond van het ontbreken van zelfs alle „Versuchen von Plantagenwirtschaft" en de aanwezigheid van slechts een paar „standige Stationen" voor den handel — kan men daarbij denken aan vooringenomenheid met eigen werk. Doch anders wordt de zaak, als de Engelsche administrators van Britsch Nieuw-Guinea of reizigers en zij, die ernstig studie maakten van de kolonie, zich over hare toekomst met alle reserve en over menig onderdeel zelfs ongunstig uitlaten.
Toen de regeerings-commissaris, P. Scratchley, in 1884 de opdracht verkreeg om te onderzoeken, hoe Nieuw-Guinea voor Queensland en hel moederland bruikbaar kon gemaakt worden, stierf hij het volgende jaar aan koorts. Zijn secretaris, G. S. Tort, publiceerde diens gemaakte aanteekeningen als verslag aan het parlement (Brisbane 1886). Behalve vele voorstellen en maatregelen voor de toekomst, ontwikkelt dit stuk reeds zeer bepaald het denkbeeld, dat men geen Europeesche arbeidskrachten in N.-G. zal kunnen bezigen, vóórdat, als in Queensland, na bewerking van den maagdelijken bodem, het klimaat verbeterd is. Het klimaat is, volgens hem (Proc. 1886, p. 597), „the greatest drawback of European settlement; fever of a severe character is every where prevalent". Ook zijn vele rivieren juist in den tijd van den gezonden moeson (Z. W.), opgevuld met zand en slib en daardoor onbevaarbaar.
Als Chalmers in 1887 voor de R. G. S. het verslag geeft van zijn „Explorations in S. E. New-Guinea (Proc. 1887, p. 71 en verv.), verklaart Sir Rawson Rawson bij de discussie, dat volgens zijn ondervinding het klimaat van de geheele zuidkust van dien aard was, dat die kust voor Europeanen bijna onbewoonbaar werd en dat ook Pt. Moresby, het eenige punt, waar zich Europeanen ophielden, zeer ongezond was. Op de te dien opzichte aan Chalmers gestelde vraag (p. 85), moest deze antwoorden