noordkust voorkomen, gesproken wordt. Alleen bij het beklimmen van den Mt. Victoria werden „columns of steam distinctly seen , rising from two of the crests of Mt. Victoria, as well from the crevices and hollows in the surrounding ridges". Ook waren de hellingen van den berg bedekt met bruine lijnen, die Mac Gregor echter niet als lava-stroomen verklaart, maar als „land slips and connected with the earthquakes prevalent in the neighbourhood".
Bij dit alles moet echter wel worden opgemerkt, dat geen vlammen werden gezien; dat de inboorlingen in de onmiddellijke buurt geen inlichtingen in dezen konden verstrekken, en dat het punt, van waar de bovengenoemde verschijnselen, die aan vulcanische werking deden denken, gezien werden, er 12 of 15 eng. mijl van verwijderd lag.
Biedt de orographie, niet het minst de samenhang tusschen de afzonderlijk geziene en beklommen onderdeelen, nog vele problemen aan, met het geologisch onderzoek staat het niet veel beter. Het had tot dusver slechts incidenteel plaats: bij de reizen op de rivieren en in het bergland. De Government Geologists of Queensland (Robert L. Jack, Rands, Maitland) hebben de meegebrachte gesteenten onderzocht en bepaald en zijn in den laatsten tijd voor sommige gedeelten ook met de geologische opname begonnen '), waarbij natuurlijk op de aanwezigheid van delfstoffen en de mogelijkheid van ontginning gelet wordt. Tot dusver is echter slechts met voldoende zekerheid gebleken, wat wij reeds vroeger opmerkten, dat meer binnenlands in de hoogere gedeelten oudere en meer vulcanische gesteenten werden aangetroffen. Op Mt. Victoria zijn de leigesteenten kristallijn en naderen het gneiss. De Mt. Yule (Kovio) schijnt hoofdzakelijk uit andesiet te bestaan.
Aan den Boven-Fly bevatten de gesteenten goud, topaas, beryll, en de bovengenoemde Maboedauan-heuvel (p. 835, noot 2) bestond volgens Mac Gregor uit graniet met porphyrachtige kristallen van feldspaath. —
Na de bespreking van kust, rivieren en bodem rest ons, ter voltooiing
1) «Mr. A. Gibb Maitland", zegt het jongste Annual Report, p. 47, «of the Queensland Geological Survey visited the Possession and he has since prepared an elaborate report of great value and interest. Mr. Maitland had dealt with the whole subject of the Geology of the possession, as far as it is known, reviewing the work of previous observers and adding thereto his own observations and studies. In this way he has produced a report that will serve as a point of departure for all future geological work in connection with the possession". Zie verder eenige bijdragen over die geologie in Schmeltz, Litteratuur-opgave (zie noot 1 , p. 829), p. 273 en 74.