yams, een speenvarken enz. De mij geschonken oesters hebben we reeds aan boord gebruikt, en het biggetje geef ik aan de matrozen.

Het was 's nachts een hondenweer en hooge zee. Te Papeete is de hemel inktzwart en het regent bij stroomen.

Den isten April begaf ik mij nogmaals naar het eiland Moorea, dat ik reeds den i8den Maart vluchtig bezocht had, doch nu om er wat langer te vertoeven. Een klein, smerig, oud stoombootje doet eenmaal in de week den postdienst tusschen Papeete en Papetoai aan de noordkust van Moorea, waar de Fransche regeeringsagent gevestigd is. Deze betrekking komt nagenoeg overeen met die van posthouder in onze Oost. Gewoonlijk wordt de overtocht in drie uren gedaan, waarbij men de heerlijkste uitzichten zoowel op Tahiti als op de kust van Moorea geniet. Van een aanbeveling van wege den gouverneur voorzien, stapte ik af bij den agent, een volbloed Tahitiër, Mati genaamd.

De inlandsche woningen zijn hier wijd en zijd in het groen van kokospalmen, maiorês en bananen langs de kust verspreid. Verder is er een Protestantsche kerk, een Fransch zendeling met zijn gezin, een krankzinnige, maar overigens onschadelijke Europeaan en een school, waar een dertigtal kinderen van een inlandsch onderwijzer onderricht ontvangen.

Mijn doel op Moorea was het completeeren mijner anthropologische waarnemingen, het zoeken naar schedels en oude graven en de bezichtiging van hetgeen er van de oude maraës is overgebleven. Niettegenstaande ik acht dagen op het eiland vertoefde en het te voet geheel omreisde , werd mijn moeite weinig beloond. Hoewel ik alle te Papetoai aanwezige schoolkinderen kon meten, trof ik, wat betreft het zoeken naar schedels, op groot wantrouwen en wilde niemand mij inlichten. Ook de hulp van Mati was, in dat opzicht, van zeer twijfelachtigen aard. De Fransche reiziger Alph. Pinart, die vijftien of zestien jaren geleden een aantal schedels van Moorea weghaalde, schijnt bij de eilanders minder aangename herinneringen te hebben achtergelaten; en daaraan vooral moet ik mijn échec wijten.

Vergezeld door een enkelen inlander, die mijn weinige have en goed droeg, volbracht ik mijn omwandeling van Moorea in 3'/» dag, natuurlijk met inbegrip van lange halten hier en daar. Ik wil slechts enkele dingen vermelden.

De kustweg (purumu) van Moorea is weinig meer dan een breed voetpad, dat meestal over verweerd koraalzand, doch somtijds over rotsen voert. Talloöze krabben krioelen ook hier aan de kust en ondermijnen den modderigen bodem. Kokospalmen, pandanen, purao's, zware lom-