hout en de Bovis ') beschreven, is bijna niets meer overgebleven dan de upa-upa en de zeden die met deze laatste samenhangen. Ook'de aloude gewoonte van fosterage of het opvoeden van kinderen door andere personen dan hun ouders is op Tahiti en omliggende eilanden nog vrij algemeen in zwang2). Geen wonder, dat een gevoel van moreele uitputting en levenszatheid (fiu) dit volk thans beheerscht; maar dat desniettemin, of wellicht daarom, in een zwijmel van alkohol en zingenot zal te gronde gaan.

Het was te Tautira, dat ik voor het eerst een juist denkbeeld kreeg van de pracht en den rijkdom dier onderzeesche tuinen, welke zich langs deze kusten tusschen den vasten wal en de riffen bevinden. Gezeten in een lichte vlerkprauw, zweeft ge over het doorschijnende water, dat voor uw bewonderenden blik geen beletsel vormt om de schoone witte koralen en veelkleurige visschen naar hartelust gade te slaan.

Na een verblijf van twee dagen verliet ik Tautira, ten einde naar Taravao terug te keeren. Vandaar uit begaf ik mij te paard alleen naar liet district Vairaao, aan de zuidkust van het schiereiland Taiarapu gelegen. Het is weinig bevolkt; slechts nu en dan klinkt u een „ia ora na!" (wees gegroet) te gemoet, en onaanzienlijk zijn de nederzettingen, die gij achtereenvolgens doorrijdt. Het dierleven langs den weg is al even arm als elders op Tahiti, behalve de ontelbare groote, groenachtigblauwe krabben, wier holen langs den zeeoever ook hier den weg voor paarden gevaarlijk maken. Voorts wespen en de op Tahiti alomtegenwoordige en onvermijdelijke mier. Een paar malen ontwaar ik een donkergrauwen reiger aan de groene inhammen der kust, waarvan de zware hutuboomzn (Barringtonia sp.) een sieraad zijn.

Den 25sten Febr. keerde ik in een oude sjees, die hier den postdienst verricht, naar Papeete terug, doch ditmaal langs de oost- en noordkust, een afstand van ± 60 km. De weg is over 't algemeen veel slechter dan aan de zuid- en westkust, hetgeen toe te schrijven is aan den smalleren kustzoom, daar de statige bergen veel dichter aan zee grenzen. Destreek is daardoor weinig bevolkt. Onder hevige regenbuien ondernamen we de

1) État de la Société tahitlenne & 1'arrive'e des Européens, 1. c.

2) De verklaring van dit onder vele volken der aaide heerschende gebruik is niet gemakkelijk. Wellicht ligt hier de eene, daar de andere beweegreden ten grondslag. Mr. S. R. Steinmetz stelde in zijn doorwrochte studie over de •Fosterage" (Tijdschr. van het Kon. Ned. Aardr. Gen., 2de serie, dl. X (1893) p. 477 en 1092) niet minder dan twaalf verschillende hypothesen ter verklaring daarvan op.