ven met het tegenwoordige Christendom, bleek mij bij een bezoek aan de kerk te Talafao, die in oud-inlandsche stijl gebouwd, vlak aan den weg lag. Van binnen was deze kerk namelijk versierd met talrijke exemplaren van de heilige witte schelp (Ovulum ovum, L.) die in geheel Oceanië, Insulinde er onder begrepen, het voorwerp is eener zekere vereering. Onzen weg oostwaarts vervolgende, en ruim 3 mijlen verder te Kotonga aangeland, vond ik ook dat de nok der katholieke kerk aldaar

met dezelfde schelp versierd was.

Ik kwam te Kotonga half geraadbraakt aan, daar ik gedurende eenigen tijd het politiepaard van Milo bereden had. Dit bleek zulk een hoogdraver te zijn, dat ik met leedwezen terugdacht aan Maramba, mijn Sandalwood, en de ponies van Roti en Savoe met hun zacht wiegelenden gang.

Paarden — uit Australië en Nieuw-Zeeland ingevoerd gedijen op Tongatabu niet goed. Vele dier paarden zien er slecht en vermagerd uit, hetgeen ik echter grootendeels moet toeschrijven aan de slechte verzorging door de inlanders, vooral wat het drenken betreft. Daar stroomend zoetwater op het eiland nagenoeg niet voorkomt, en drinkwater, dat veelal min of meer brak is, in den regel uit putten en gaten moet worden opgehaald, krijgen de arme die»en gewoonlijk slechts een onvoldoende hoeveelheid water, en lijden daardoor zichtbaar.

Het was bij 5 ure toen we bij den trader, een Zweed en gewezen matroos, afstapten. Hij woonde hier sedert jaren met zijn vrouw, een Deensche en verontschuldigde zich over zijn „roughness". Gelukkig had ik in de Vereenigde Staten zooveel lieden van erger en gevaarlijker soort van „roughness" ontmoet, dat de brave Zweed mij niet het minst verontrustte. Na een indompeling in zee en een consult van de eenigszins lijdende Deensche, zette ik mij — more tongane — op een mat neder bij de met gele bloemen beladen faus en was spoedig in druk gesprek gewikkeld met Awanga en Pule, twee forsche Tongaansche belles, waarbij Milo en Hapa de woorden vertolkten. Pule, de bekoorlijkste, behoorde door haar huwelijk tot de oudvorstelijke tuitonga, die nog steeds in aanzien zijn. Zij leefde echter gescheiden van haren man.

De ongedwongenheid en het savoir vivre dezer beide vrouwen zou menige blanke vrouw beschaamd hebben gemaakt, te meer daar hun intelligentie, hoewel niet verder ontwikkeld door een zorgvuldige opvoeding, van nature een zeer goede bleek te zijn. Trouwens naar hetgeen ik, niet alleen op Tonga, maar ook elders van Polynesiërs heb gezien, moet ik hen voor een zeer intelligent ras houden, dat kan wedijveren met de beste vertegenwoordigers der Amerikaansche inboorlingen, die, althans ten deele,