waarop een paar achter de zangeressen zittende mannen met de hand sloegen.

De bowl met kava, door een vrouw bereid, stond tusschen de zangeressen en ons toeschouwers in, en de als algemeene beker dienstdoende klapperdop ging van mond tot mond. Wanneer de dop gevuld werd, klapte de persoon, voor wie zij bestemd was, eenmaal in de handen, en wierp die, na haar geledigd te hebben, weer naar de schenkster terug. Het kauwen van den kava-wortel ter bereiding van den zoo geliefkoosden drank is tegenwoordig wettelijk op Tonga verboden. De wortels worden thans tusschen twee steenen gekneusd en daarna wordt met water en het binnenste van den bast van dz fait (Hibiscus tihaceus, L. of Paritium tiliaceum, Juss.)') op de bekende wijze de kava-drank bereid. Het toebereiden heeft toch nog iets walgingwekkends. Het geelachtig grijze vocht, eenigszins samentrekkend en peperachtig, maar overigens vrij flauw van smaak, kon mij niet bekoren. Men moet er aan gewend zijn. Toch moest ik het niet alleen dien avond, maar op mijn verdere rondreis herhaaldelijk drinken. Ik heb er voor mijzelven geen toxischen invloed van kunnen bespeuren, dan alleen êer een samentrekking dan

een verwijding der bloedvaten.

Terwijl we zoo bij het flikkerend schijnsel van een paar op den grond staande lampen waren neergezeten, had ik gelegenheid mijn blik over de aanwezigen te laten gaan. Er was er niet een die meer de oorspronkelijke kleeding in haar geheel droeg. Allen droegen buisjes, jakken of borstrokken van katoen en vala's (sarongs) van Europeesch maaksel. Enkelen droegen bovendien een inlandsche mat over de vala heen. Tot schoenen en kousen had men het, behalve Tukuaho, echter gelukkig nog niet gebracht; ook niet tot hoeden. De mannen droegen het haar vrij kort gesneden; de zangeressen hadden hun weelderige lokken opgenomen in een wrong, glanzend van geurige kokosolie en bedolven onder de kransen van witte en gele bloemen. Deze vrouwen konden niet op bepaalde schoonheid bogen. Ofschoon welgemaakt van lijf en leden, hadden ze iets grofs en plombs, ook in hun gelaatstrekken. Alleen de groote glanzende oogen en de vriendelijke uitdrukking gaven aan die physionomien

iets aantrekkelijks.

Na het eindigen van iederen zang riep Milo luide: marié, marié! (mooi, mooi), waarmede wij allen instemden.

1) Deze struik, die vrij hoog wordt en fraaie gele bloemen draagt, komt, zooals bekend is, veelvuldig in Polynesië voor, bij voorkeur aan den zeeoever.