binnengeloodsd, hetgeen noodzakelijk was wegens de talrijke eilandjes en klippen, ankerde de Liibeck op korten afstand van Nukualofa, de hoofdplaats der Tonga-groep.

Eerst op Nieuwjaarsdag ging ik aan wal, en begaf mij naar het zoogenaamde International Hotel. Mijn eerste indruk van Poiynesiê was daardoor niet aangenaam; 1892 stelde zich slecht in. De waard, een kolossale Engelschman, ontving mij half dronken, barrevoets en gehuld in een beddelaken. Aan de bar en onder de veranda was de halve mannelijke Europeesche bevolking van Nukualofa, die bijna geheel uit storekeepers bestaat, aanwezig in geheel of half beschonken toestand, als een gevolg van de Oudejaarsavond-feestviering. Ook de inlanders, die ik er met de grootste moeite toe kon bewegen mijn bagage naar het „hotel" te brengen, verkeerden in „kennelijken staat" en waren onbeschaamde vlegels; kortom, het was een luidruchtige liederlijke troep, die mij spoedig naar buiten dreef. De verwaarloosde, smerige toestand van het inwendige van dit hotel en de „bediening" trotseerden alle beschrijving; maar ik zou alle globetrotters afraden vooreerst te Nukualofa te gaan logeeren.

Nukualofa-zelf bestaat bijna geheel uit huizen van Europeesch maaksel, gebouwd van Amerikaansche planken en plaatijzer, alles wit en grijs, hetgeen aan het geheel een eigenaardig strak — „staring" is het juiste Engelsche woord — aanzien geeft. Er zijn slechts weinig inlandsche woningen meer in den ouden trant, waarvan pi. 6, fig. 15 een denkbeeld geeft. De Wesleyaansche kerk, op een heuvel, vertoont gedeeltelijk dien ouden stijl, ook van binnen; het koninklijk paleis daarentegen is een groote moderne villa met spitse torens. Koning George — die reeds leefde in den tijd van Mariner ') — was tijdelijk op het eiland Haapai, anders had ik hem door bemiddeling van den heer von Threskow, hoofdagent der Duitsche Handels- en Plantagen-Gesellschaft, voor wien ik een aanbeveling had, zeker een bezoek gebracht.

Onder verwijzing naar hetgeen ik in de inleiding van dit Verslag zeide, wil ik slechts het voornaamste omtrent mijn achttiendaagsch verblijf op Tongatabu mededeelen en zonder van dag tot dag en van uur tot uur mijn rondreis te beschrijven, niet dan bij eenige door mij bezochte plaatsen stilstaan.

Van een aanbevelingsbrief voorzien, maakte ik daags na aankomst mijn

1) Mariner, die in 't begin dezer eeuw eenige jaren onder de Tonganen leefde, was, zooals men weet, de schrijver van het beste werk over het Tonga van voorheen. Zijn werk «Account of the natives of the Tonga islands" verscheen in 1818.