Het derde hoofdstuk bevat de berekening der geographische plaatsbepalingen van kapitein Spring *), eveneens door Dr. Ambronn; in het vierde geeft luitenant W erther opmerkingen over zijne route-opnemingen bij het Victoria-meer (1892 1893); in het vijfde eindelijk wordt door Dr. B. Hassenstein alles samengevat wat betrekking heeft op zijne bewerking der groote kaart in vier bladen van noordelijk Duitsch Oost-Afrika, op de schaal van 1:000,000, waarbij, behalve van Baumann's constructie, gebruik is gemaakt van den arbeid der Engelsche grenscommissie en de opnemingen van Dr. G. A. Fischer, kapitein Spring en luitenant Werther.
oor dengene, die zich met de bestudeering van die streken bezig houdt, zijn het vijfde hoofdstuk en de groote kaart zeker van het grootste gewicht; hoe ontzaglijk veel materiaal is daar bijeengebracht en verwerkt. Hassensteiu geeft een chronologisch overzicht der ontdekkingsgeschiedenis van het gebied dat op de kaart wordt voorgesteld, tusschen de kust van Mombas en Zanzibar tot het Tanganjikameer en tusschen twee en zeven graden zuiderbreedte. Daarbij deelt hij, in ruim honderdvijftig voetnoten, de geheele omvangrijke litteratuur mede, met kritische opmerkingen en historische mededeelingen daarbij; inderdaad een reuzenarbeid. Maar ook de kaart zelve verdient alleszins de aandacht, wanneer men bedenkt dat alle gegevens van eenige beteekenis, tot op den allerlaatsten tijd, bij de bewerking ervan gebruikt zijn en dat de ligging van vele punten daarop thans als vast beschouwd mag worden, zoowel door de verrichte astronomische plaatsbepalingen van Baumann e. a., als door den triangulatie-arbeid der Engelsche grenscommissie onder C. S. en G. E. Smith in 1892. Hoeveel nienws vinden wij dan ook op die kaart en hoe uitvoerig is alles geteekend! Tot zelfs een geprojecteerde spoorweg van af de Tanga-bocht, westelijk naar het dal der Pangani-rivier, dat over een kleinen afstand gevolgd wordt, en daarna noordelijk om het Manyara- en het Eyassi-meer naar de Speke-golf! Van meer belang dan die spoorweg der toekomst zijn voor den geograaf, op dit oogenblik, de juiste en uitvoerige teekening van het bergland (o. a. in het door Baumann veelvuldig bezochte en doorkruiste Oesambara) en van de rivieren (de Sabaki, de Pangani — voor een deel nog gestippeld — de Akenyaroe, de Mlagarasi, de bronrivieren der Kagera, welke laatstgenoemde rivieren evenwel voor een groot deel nog gestippeld zijn; zie het kaartje op p. 266 van dezen jaargang van ons tijdschrift), alsmede van de vele meren, welke tot dusver meerendeels nog geheel niet of slechts bij geruchte bekend waren en ook thans nog grootendeels met gestippelde omtrekken op de kaart voorkomen, zooals het door Werther ontdekte en benoemde Hohenlohe-meer, het Manyara-meer, het Eyassi-meer en vele kleinere. Ook de meer
van de hoofdstations der triangulatie van de Engelsche grenscommissie, de hoogten van den Kibo en den Kimawenzi resp. op 5861 en 5111 m. aangegeven, en dat zijn klaarblijkelijk de cijfers der kaart in Erg. H. 111. Waarom Hassenstein die aldaar heeft overgenomen, in plaats van die op T. 7 in PM., 1893 te behouden, zegt hij niet. (Vgl. noot 140, p. 53 in Erg. H. 111).
1) Vgl. TAG., 1894, p. 267.