hand; hij zal achting krijgen — zoo hij die nog niet mocht hebben — voor den arbeid der tallooze pioniers in Centraal-Afrika en voor dien van de geleerden en kartografen, welke de overweldigende hoeveelheid bouwstoffen in de studeerkamer hebben bijeengebracht, gerangschikt, geschift en tot een geheel verwerkt.
Hij zal inzien dat een kartograaf als Hassenstein eene onmetelijke belezenheid, eene grondige kennis van wis- en natuurkunde en eene bijzondere gave van kritische onderscheiding moet hebben; kortom, dat kartographie, in den wetenschappelijken zin van het woord, heel wat meer is dan eene technische vaardigheid; dat zij in rang gelijk staat met eiken anderen wetenschappelijken arbeid.
Wat de pioniers zeiven betreft hebben wij vooreerst het bericht van Dr. O. Baumann omtrent de topographische opnemingen '), die bestaan hebben in routeopnemingen, peilingen, barometrische hoogte-metingen en astronomische plaatsbepalingen , welke laatste, in het tweede hoofdstuk, zijn berekend door Dr. L. Ambbonn. Voor de constructie zijner kaart heeft Baumann alleen die astronomische plaatsbepalingen gebruikt, welke met de constructie der route en de peilingen goed overeenstemmen en dat zijn, over het geheel, ook juist diegene welke door Dr. Ambronn, op grond zijner berekening, als betrouwbaar zijn verklaard.
Het verdient opmerking dat Baumann de opnemingen zijner voorgangers, vooral die van Speke en Stanley, roemt als in hooge mate betrouwbaar. Vooral Stanley's opnemingen heeft hij aan den Congo en in Oost-Afrika dikwijls kunnen controleeren; hij heeft ze steeds zeer bruikbaar bevonden en ook in de nomenclatuur, zelfs van streken die buiten Stanley's route lagen, steeds verwonderlijk nauwkeurig. Wanneer men bedenkt, zoo gaat Baumann voort, onder welke omstandigheden Stanley bijv. de omvaring van het Victoria-Nyanza heeft verricht, dan moet men zich er over verbazen dat de teekening der oevers betrekkelijk nog zoo nauwkeurig is uitgevallen.
Van groot gewicht voor de kennis der orographische gesteldheid van Duitsch Oost-Afrika is de lijst der hoogte-waarnemingen, welke ruim vier honderd, zegge vier honderd punten bevat, waarvan worden opgegeven de barometerstand en de luchttemperatuur op de daarbij vermelde tijdstippen (dag ■ en uur), alsmede de hoogte in meters en de stand van den thermohypsometer (de laatste niet bij alle punten). Natuurlijk zijn er nog al afwijkingen, wat de hoogte-ligging betreft, met de bestaande kaarten; zoo ligt bijv. Tabora op 1340 m., terwijl daarvoor op Lüddecke's kaart, in Stieler's Handatlas, bl. 69, wordt opgegeven 1240 m.; de hoogste top van den Kilima-ndjaro, de Kibo, is op Baumann s kaart 5860 m. hoog, op die van Lüddecke 6100 !). De spiegel van het Victoria-Nyanza ligt op 1190 m., hetgeen overeenkomt met Lüddecke's kaart (circa 1200 m.).
]) Vgl. TAG., 1894, p. 265.
2) Volgens Dr. H. Meyer's meting zou dat bedrag 5998 m. zijn, zooals blijkt uit T. 7 in Pet. Mitt., 1893, (vgl. TAG., 1894, p. 270). De andere top, de Mawenzi, is daar 5355 m. en op Baumann's kaart 5110 m. Uit Hassenstein s opmerking, noot 90, p. 43 van Erg. H. 111, blijkt dat de hoogste top van den Kibo, de Kaiser WilhelmSpitze, eigenlijk 6010 m. hoog zou zijn; daarentegen vindt men op p. 53, in de tabel