van een stok, teeken zijner waardigheid, dateerend uit den Portugeeschen tijd. Dengka is, evenals vele andere Rotineesche kampongs, omgeven door een dikken steenen wal, en gelijkt overigens op alle door mij op Roti bezochte kampongs.
In de school mat ik weder een veertigtal kinderen en bezocht daarop de kampong Lëlète '), een der grootsten van Roti. Men volgt den weg naar Oinale meer dan 3 palen, en slaat daarop rechts.een zijpad in, ongeveer 2 palen lang. Tusschen de dorre, ontbladerde kasambi-boomen met hun witte stammen treedt de naakte koraalkalk, waarin veel Tridacnaschelpen, te voorschijn. Ook blokken en nieren van ijzererts komt men veel tegen; de weg is met roodbruin zand, een verweeringsproduct der kalk, bedekt. Op den weg wees men mij in den kalksteenbodem een diep, rond gat. Volgens de overlevering zou dit ontstaan zijn door den stok van een reus, Laihami of Laiposi genaamd, die, uit het westen komende, naar het oosten ging, zijn koers nemende over Savoe, Roti en Timor, waar men zijn voetstappen nog in het gesteente vindt.
Te'Lëlête aangekomen, werden we door den tomoekoen ontvangen. De gongs en bekkens barstten weder los, en honderden voeten schaarden zich ten rondedans. De kdbalai werd uitsluitend door vrouwen en meisjes gedanst, en verschilde eenigszins van dien in de Matahari naik gezien. De voeten worden b.v. met de punt op den grond gezet; de hiel laat men zacht neerkomen, en zoo beurtelings, daarbij steeds in den kring van links naar rechts. Deze dans zou van Savoeneeschen oorsprong zijn.
Het half Semietische half Hindoesche in den gezichtsvorm van verscheidene vrouwen viel mij hier op; dezelfde typen vond ik later in Oïnale en Dela terug. Er waren er onder die er zeer goed uitzagen. Ook komen er in Dengka veel Mongoloïde gezichtsvormen voor; en velen zijn zeer licht van kleur. De meeste Rotineesche koelies en waterdraagsters te Koepang zijn uit Dengka, en vooral uit Lëlète afkomstig.
Een man met een baard £ la Capoul, en die zich uitgaf voor een afstammeling van den reus Laihami, voerde daarop bij het razende
52,375 zielen. Wanneer men weet met welken weerzin de inlandsche bevolking zich laat tellen, en de oppervlakkige wijze kent, waarop zoo'n telling geschiedt, dan moet men in die cijfers niet te veel vertrouwen stellen.
1) Vermoedelijk is de kampong Daëlete op de kaart van Wichmann (Petermann's Mitteilungen 1892, Taf. 9) identisch met Lëlète.