dwergachtige wezens vertoond, een man en een vrouw, die niet verwant waren. Beiden hadden een rachitisch, cretinachtig uiterlijk, en zouden uit normale ouders geboren zijn. De vrouw was i m. 05 hoog; de man 1 m.36.
Gelijk bijna overal op Roti wordt ook in Löle veel tabak (moqdo) verbouwd, die geurig en niet zeer zwaar is. De radja was zoo goed, mij een geheelen voorraad gesneden en gedroogde tabak af te staan.
Onder het geraas der onvermijdelijke gongs stegen we te 3 ure weder te paard en onzen koers N. nemende, waren we twee uren later na een snellen draf te Baa teruggekeerd. Onze rondreis in de Matahari naik was daarmede afgeloopen.
Reeds vroeger was mij ter oore gekomen, dat zich te Noesaklain schedels bevonden, die, in een vroegeren strijd gesneld, in de steenen ringmuur der kampong bewaard werden. Ik nam, van goede zijde voorgelicht, een Rotinees in den arm, wiens geldzucht grooter was dan zijn vrees, en op zekeren nacht, den tijd dat de nitoe's rondwaren, en geen Rotinees zich buiten waagt, kwamen de schedels in mijn bezit. Beiden waren dolichocephaal, en stemden overeen met den gemiddelden schedelvorm der levende Rotineezen.
De 3 September zag ons reeds weder op marsch. Ditmaal gold het de Matahari toeroen of West-Roti. In plaats van Manafè had zich nu de gewezen posthouder S. D. Pelt bij ons gevoegd. Zelf van gemengd Rotineesch bloed en overal goed bekend, was zijn gezelschap mij van groot nut. Verder geëscorteerd door tal van ruiters, zooals op onze vorige reis, togen we dan over Lelain naar Dengka. Het landschap is steenachtig, dor, en vertoont slechts weinig geboomte. Op het gebied van Dengka hadden we links de Batoe Fani liggen, een hoogg witte kalkrots, vol spleten en gaten, waar een aantal bijenkorven aan den wand hingen. Van daar de naam: fani bij. De honing en was wordt door de Rotineezen ingezameld.
In de kampong Nètënain, ongeveer 3 palen vóór men aan de hoofdplaats van Dengka komt, hielden we ons eenige oogenblikken op, smachtend naar een frisschen dronk klapperwater, dat men op Roti zelden te vergeefs zoekt.
De roemah kompani, die ons te Dengka herbergde, is de oudste van Roti, en tevens een der besten. De radja, een forsche groote gestalte, heer over den volkrijksten staat des eilands '), is de gelukkige bezitter
I) Dengka telt 11,746 inwoners. De geheele bevolking van Roti bedroeg in 1890,