In de. lommerrijke hoofdkampong van Bokai hielden we ons een half uur op, ook om de schoone baai in oogenschouw te nernen, en een nalezing te houden onder de fossiele schelpen der kalksteen aan het strand. Men vindt hier dezelfde stekelige plant (Spinifex squarrosus) op het zand, als die welke zooveel op Soemba voorkomt. Hier en daar verrijzen casuarinen en geven ook nu weder dat eigenaardig stille aan het landschap, wat mij zoo vaak op Timor en later in Polynesie trof.

Na het verlaten van Bokai leidde onze weg herhaaldelijk langs het zandige, door een zware branding gebeukte strand; daarna al spoedig bergopwaarts. Het was niet ver van 3 toen we op den, volgens Wichmann, 141 m. hoogen heuvel te Talai van het paard stegen.

Talai is wellicht het fraaiste punt van Roti. De ligging op den steilen boschrijken heuvel met het uitzicht op den Oceaan en de kust tot Bilba overtreft zelfs die van Termanoe en Löle iu schoonheid. De nieuwe roemah kompani was zulk een plek waardig en muntte uit door zindelijkheid. In en ver om dit gebouw had men den bodem met fijn wit zand >) bedekt, zoodat het er 's avonds iets van had alsof er sneeuw lag, hetgeen een zonderling effect maakte. De radja was een onbeduidende ietwat schuwe persoonlijkheid, die niet eens genoeg Maleisch verstond om een eenvoudig gesprek te voeren. De gewezen radja daarentegen was zijn gezelschap overwaard, en stelde den andere in alle opzichten in de schaduw. Ik heb mij met den natuurlijken humor en de grappen van die gevallen grootheid kostelijk vermaakt.

Hij had zich getooid met een groote kroon van dun goud en zilver, Dausch werk, in den vorm der bekende Drie Koningen-kroon. In vrij sterk beschonken toestand was deze manek de ziel der avondvermakelijkheden, die onder het geboomte plaats hadden. Nu was hij hier dan was hij daar, met bulderende stem de gongspelers en dansers aanvurende, terwijl hij steeds huppelde en gesticuleerde. Bij het schijnsel der flikkerende vuren voerde hij zelf meermalen met een verbazend entrain een dans uit, en bij het slaan der manoekdka sprong hij, het zwaard in de hand, rond als een bezetene, tot groot vermaak der omstanders. Indien ik ooit een ballade of den tekst eener opéra bouffe moest schrijven, dan zou ik die „De Koning van Talai" noemen. Onwillekeurig kwamen mij Goethe's „Der König in Thule" en de onsterfelijke generaal Boum uit „La Grande duchesse de Gérolstein" voor den geest. Al ledigde de radja

1) Dit is waarschijnlijk dezelfde soort van witte kalk als die waarvan resident Wijnen spreekt. (Natuurk. Tijdschr. van Ned. Indië, dl. XXVII, p. 450).