Landoe, hadden zich bij den gezaghebber en mij behagelijk neergezet, en lieten zich den cognac, dien ik hun liet schenken, goed smaken.
Dans, muziek en zang hielden dien avond meer dan ooit de Rotineezen bezig. Ook de vrouwen en dochteren der Bilbasche manek's weerden zich dapper. De afgetreden manek, een min of meer kindsche grijsaard, die verbazend thuis was in den Bijbel, had de vriendelijkheid den gezaghebber en mij zijn beide dochters ten huwelijk aan te bieden. De bruidschat behoefde niet betaald te worden, maar hij stelde de voorwaarde, dat onze toekomstige kinderen geheel aan hem zouden behooren, en wij van onze rechten als vaders afstand moesten doen. Overwegende redenen noodzaakten ons echter dit aanbod af te slaan. Eerst den schijn aannemende als of ik niet ongenegen was zijn kind te huwen, stelde ik als voorwaarde dat ik vooraf iets naders omtrent hun juiste af al (oorsprong) diende te weten, en het daarom noodzakelijk was, dat ik niet alleen zijn dochters, maar ook zijn vrouw en hemzelven mat. Gereedelijk stond de oude heer mij dit toe, zelf het voorbeeld gevende door zijn hoofd en lichaam onder mijn instrumenten te stellen. Hij liet zich gewillig en vroolijk onderzoeken. Zijn vrouw en dochtertjes waren evenwel minder op hun gemak; het zweet parelde hun van agitatie op 't gelaat.
Ik verkreeg te Lalao veel anthropologische gegevens. Onder meer onderzocht ik hier de tweede albino, die ik in Insulinde te zien kreeg1). Het was een ongeveer 15-jarig meisje, uit de kampong Safoeamaoin, een eenigst kind van normale ouders. In gezichtsvorm en lichaamsbouw was zij een gewone Rotineesche. Haar huid was echter volkomen blank, doch zoowel in het gelaat als op 't lichaam met sproeten bedekt. De waargenomen lichaamsdeelen waren geheel vrij van eenige huidaandoening. De lippen waren rood. De binnenste ooghoeken vertoonden de Mongoolsche plooi. De kleur der oogen was grijsblauw. De pupil scheen normaal. Nystagmus was voorhanden. Het hoofdhaar was aschblond. De wenkbrauwen en oogharen vlasblond. De tanden waren normaal. In tegenstelling met den gemiddelden langwerpigen schedelvorm der Rotineezen, was deze albino brachycephaal (index 84, 85).
Hoewel ik aan het einde mijner rondreis liever de voornaamste physische .kenmerken der Rotineezen wil samenvatten, moge een paar andere anthropologische en ethnographische opmerkingen hier eene plaats vinden.
1) Vergel. dit Verslag, I. Flores, 3. Larantoeka.