De bosschen op Landoe bestaan voornamelijk uit kasambi (Stadmannia sideroxylon D.C.) naa of kajoe merah (Pterocarpus indicus Willd.) en koeld (Viiex trifolia L). Ook komt hier, evenals elders plaatselijk op Roti, de soeren-boom (Ccdvela toona, Rxbg) voor. Deze levert fraai, op mahonie gelijkend timmerhout op.Verder veel toewak- en gawang-palmen, welke laatste soort in het Rotineesch toela heet, en cacteen. Landoe is bovendien zeer grasrijk, waaraan het talrijke wild zijn onderhoud heeft te danken. <.

De grootste, noordelijke, helft van Landoe is een nagenoeg onbewoonde wildernis. De ruim 1800 inwoners houden zich hoofdzakelijk op in het zuidelijk gedeelte en aan de zuidoostkust.

Den 29sten Augustus te half 7 's morgens zeiden we Landoe vaarwel. Radja Johannes en zijn zoon deden ons tot aan de grenzen van Rënggó uitgeleide.

Na een snellen rid komen we twee en een half uur later aan de Pantei Pëpela, waar we een wijle halte houden. Aan het vlakke strand van de baai van Rënggó ligt hier een kleine kampong benevens een inlandsche school. Men geniet er een overheerlijk uitzicht op de boschrijke oostkust van Landoe, het eilandje Oesoe en de bergen van Amarasi in de nevelige verte. Pantei Pëpela is een veel bezochte landingsplaats voor prauwen, die van Koepang komen.

Na ons met klapperwater te hebben verfrischt, ging het verder naar de hoofdpplaats van Rënggó, Kekahoen, om er een paar uren te pleisteren. Terwijl ik allerwege ethnographica opkocht, behandelde de gezaghebber een „perkara." Er behoort een bijzonder soort van geduld en geschiktheid toe, om steeds de langwijlige verhalen van perkara's aan te hooren en daarover zijn oordeel te geven. Bijna overal waar wij op Roti kwamen, was er een perkara, dan over dit, dan over dat. De inlander, met name de Rotinees, kan zeuren over kleinigheden als een Hollandsch bestje. Ik geloof dat zijn spraakzaamheid daarvoor een deel schuld aan is, daar iedere perkara natuurlijk ruimschoots stof tot praten oplevert.

Kekahoen is een der grootste kampongs die ik op Roti bezocht, en gaf mij gelegenheid mijn verzameling te verrijken en physiognomiestudiën te maken. Het was vooral hier, dat ik een aantal parang- en messcheeden opdeed; ook een ouderwetsche lans (ro/a, lola) en oude zwaarden (tafa) (pl. 12, fig. 21). De laatsten worden gezegd afkomstig te zijn van Ceram, zoo niet de voorwerpen zelf dan toch het model. Zij gelijken op de zwaarden der Beloneezen. Ongeveer een half uur rijdens verder ooste-