In het meer bevinden zich vier met bosch begroeide eilandjes, die zich oogenschijnlijk niet veel hooger verheffen dan de oevers van Tasi Poko. Zij dragen de namen van Noesa Ondo, Tekoeréa, Lalau en Noesa Indoes. De kleur van het water is nu eens lichtblauw, dan weder licht zeegroen of fleschgroen al naar gelang van het gezichtspunt. De witte, uit koraalkalk bestaande oevers vertoonen hier en daar duidelijke sporen van de erodeerende kracht des waters.

Ik trof in Tasi Poko twee verschillende soorten van schelpdieren aan: een kleine varieteit van Cerithium morum Lam. en een nieuwe Cerithidea, sedert door M. M. Schepman beschreven »).

Het schiereiland Landoe schijnt zeer rijk aan meertjes te zijn, althans volgens de inlanders telt men er meer dan dertig, waaronder evenwel slechts drie zoetwatermeertjes.

Des anderen daags in de vroegte begaven we ons, even talrijk als den • vorigen dag, te voet langs den oever naar den NW. hoek van Tasi Poko, ten einde een nieuwe jacht beginnen in een streek Motéa genaamd, en gelegen tusschen het zoutmeer en de Timorzee. Wij kwamen voorbij een rechtopstaand blok koraalkalk, dat om zijn vorm Batoe Oeti (Penissteen) genoemd wordt, en vermoedelijk een ithyphallische beteekenis heeft.

De buit onzer jacht, die op dezelfde wijze geregeld was als de vorige, maar veel korter duurde, was betrekkelijk veel aanzienlijker, en bestond uit vijf herten, een zwijn en twee apen.

In een smalle bero, van loef balken voorzien, keerde ik over het vrij woelige meer naar Namat-Piafoela terug, terwijl de overige jagers zich weder te voet langs den oever daarheen begaven.

Na het middagmaal wendden we ons weder naar Dou-Oerendale. Aan den ZW.hoek van het zoutmeer gekomen, hield onze troep een wijle halt, teneinde den radja gelegenheid te geven met mijn dubbelloopsjachtgeweer nog eenige ook in Oïndoeï voorkomende steltloopers te schieten.

Naar hetgeen ik van Landoe zag, schijnt het geheel uit koraalkalk te bestaan. Op den bodem vindt men veel fossiele schelpen, vooral Tridacna en Hippopus. Het terrein, dat ik doortrok was golvend, enkele malen heuvelachtig en bedekt met dicht bosch. Alles zag er dor en verzengd uit, en vele boomen waren ontbladerd. Over het geheel gelijkt het landschap van Landoe zeer opdat van Samau, hetgeen door de nabijheid van dat eiland licht te begrijpen is.

p. 449) schat Tasi Poko op «3 palen uitgestrektheid". Bijzonderheden omtrent dit meer worden noch bij deze noch bij een der andere mij bekende schrijvers gevonden.

1) A new Cerithidea (Tijdschr. d. Ned. Dierk. Vereeniging (2) IV, 1893, p. 66).