kaart van Java en Madoera zijn meer bijzonderheden daaromtrent aangegeven; maar, aangezien de kleuren in de blokjes zijwaarts van de kaart niet goed te onderscheiden zijn en er ook niet blijkt waarom sommige gedeelten van Java wit zijn gelaten, heeft men aanvankelijk eenige moeite om de voorstelling goed te begrijpen.
De afbeeldingen op de plaat der «voorbeelden" zijn fraai uitgevoerd en goed gekozen; met de aanwijzing, dat men de kaart moet leggen met den oostkant naar het oosten, kannen wij ons niet vereenigen. Staan de schoolbanken in de richting oost—west, en bovendien zóó dat de leerling met het gezicht naar het noorden gekeerd zit dan is alles best; maar in elk ander geval zou de kaart niet recht voor hem liggen, tot zelfs onderst boven toe. De bedoeling zal wel zijn: met den oostkant rechts. T-
J. J. ten Have, Nieuw leerboek der aardrijkskunde, vooral ten dienste van hen, die voor de hoofdakte studeeren. Met gravures, schetskaarten , vragen en opgaven tusschen den tekst. 's-Gravenhage, Joh. IJkema, 1893. Pr. geb. ƒ3.—
Oost en West. Land en volk der koloniën. Met vele platen en
schetskaarten. 's-Gravenhage, Joh. IJkema, 1892. Pr. ƒ1,90.
Beknopte aardrijkskunde van Nederlandsch Oost- en West-
Indië. 3de dr. Met platen en kaarten. 's-Gravenhage, Joh. IJkema, 1894.
Pr- ƒ o>45-
Handleiding bij het onderwijs in de aardrijkskunde op de
lagere school, met eene beschouwing over de leermiddelen. 's-Gravenhage, Joh. IJkema, 1894.
Beknopt leerboek der aardrijkskunde, voor Normaalscholen
enz. 3de dr. 's-Gravenhage, Joh. IJkema, 1894. Pr. ƒ1,90.
Gaarne vestigen wij de aandacht op deze, ons ter bespreking toegezondene, nieuwe of hernieuwde school-uitgaven '). Hebben wij reeds meermalen de meening uitgesproken, dat de schrijvers en bewerkers van schoolboeken en atlassen verantwoording behooren te geven betreffende de methodische grondslagen, waarop hun arbeid berust, de heer Ten Have doet zulks in het vierde der bovengenoemde werkjes op zeer verdienstelijke wijze en geeft daarbij de blijken van groote belezenheid op het gebied der methodische en der school-geographische litteratuur en van uitgebreide kennis der verschillende leermiddelen. Ook de andere werken verdienen alle aanbeveling, vooreerst omdat zij geschreven zijn door iemand die over de methode van school-onderwijs in geographie veel heeft nagedacht en die bovendien, door eigen ondervinding als docent, in de gelegenheid is geweest het proef-
1) Vgl. ons tijdschrift Dl. IV, 1887, V. en M., p. 464; Dl. V, 1888, V. en M„ p. 334 en Dl. VI, 1889, V. en M., p. 154.